Live nieuws en radio streams uit Suriname!


Home » Surinaams nieuws » Landelijke evenredigheid: beginpunt voor democratisering

Landelijke evenredigheid: beginpunt voor democratisering

Kiesstelsels vallen niet uit de lucht, maar komen voort uit het maatschappelijke krachtenveld en machtsverhoudingen. Toen in 1949 de eerste algemene verkiezingen in Suriname werden gehouden, kozen de ontwerpers bewust voor een personen meerderheids kiesstelsel met een onevenredige verdeling van de 21 parlementszetels over de kiesdistricten. Hiermee wilde men onder meer voorkomen dat exponenten van de voornamelijk Aziatische groepen in de rurale districten staatsmacht zouden verwerven.

door Jack Menke

Beeld dWT archief

Het ontworpen kiesstelsel, gesanctioneerd door de Nederlandse koloniale staat, garandeerde daarom dat de positie van de maatschappelijk vooruitgeschoven mulatten groep electoraal werd veiliggesteld. Het district Paramaribo (waar Aziatische groepen en binnenlandbewoners de minderheid vormden) was daarom rijkelijk bevoordeeld met tien van de 21 zetels. Paramaribo kon met 71.496 inwoners (40 procent van de totale bevolking) 48 procent van de parlementszetels behalen.

Na de eerste verkiezingen van 1949 werd het kiesstelsel in 1963, 1967 en 1987 aangepast, maar het bleef op vele punten onrechtvaardig. In 1963 kwam er een personen meerderheidstelsel, waarbij twaalf parlementariërs werden gekozen op basis van landelijke evenredigheid en 24 uit de kiesdistricten. In 1967 werden met een personen meerderheidstelsel twaalf parlementsleden gekozen op basis van landelijke evenredigheid en 27 uit de kiesdistricten.

Behalve de electorale ongelijkheid is met andere wetgevingsproducten (zoals die over de nieuwe districtsgrenzen van 1983) de basis gelegd voor een contraproductieve power shift.

Tijdens de nieuw ontstane machtsverhoudingen in de militaire periode(1980-1987) heeft de militaire leiding haar stempel gedrukt op het in 1987 geïntroduceerde kiesstelsel. Dit staat haaks op wat de toenmalige Nieuw Front-leiders, die overigens deel werden van dat proces, hebben aangeduid met herdemocratiseringsproces. Integendeel, juist werd een proces van verdere ontdemocratisering ingeluid, allereerst met de ernstige onevenredige verdeling van de 51 parlementszetels over de tien kiesdistricten.

Electorale onevenredigheid

Om een rechtvaardige democratie te kunnen bouwen is het “one person, one vote” een noodzakelijk beginpunt, dat kan worden bereikt met een landelijk evenredigheidssysteem. De zetelverdeling in De Nationale Assemblee binnen het huidige kiesstelsel laat zien dat Paramaribo en Wanica bij de verkiezingen van 1987 respectievelijk 12,1 en 2,4 minder zetels konden behalen dan bij een kiesstelsel met landelijke evenredige vertegenwoordiging (Tabel 1). Dit werkt in het voordeel van de overige kiesdistricten die in het huidige kiesstelsel tezamen 14,5 zetels meer kunnen behalen dan bij een landelijke evenredige vertegenwoordiging.

Afgezien van Coronie zijn de drie districten in het binnenland (Brokopondo, Marowijne en Sipaliwini) met 8,1 zetels tezamen het meeste bevoordeeld. Het kiesstelsel van 1987 levert binnenland districten en Coronie onevenredig meer zetels dan kiesdistricten Wanica en Paramaribo, wat logistiek en electoraal voordelig is voor de NDP en partijen uit het binnenland.

Vanaf 1987 zijn er acht verkiezingen gehouden onder het huidige kiesstelsel. Sindsdien is de benadeling van de kiesdistricten Paramaribo en Wanica gehandhaafd. Maar er is een belangrijk verschil. Wanica heeft de hoogste groei van het aantal kiesgerechtigden. Omdat de groei van het aantal kiesgerechtigden in Paramaribo geringer is dan in de overige districten zien we de benadeling in DNA-zetels voor het kiesdistrict Paramaribo ook afnemen.

Het aandeel van Paramaribo binnen het totaal aan kiesgerechtigden verminderde van 57,1 procent in 1987 naar 43,3 procent in 2020 (Tabellen 1 en 2). Het aandeel van Wanica groeide het sterkst: van 18,3 procent in 1987 naar 24,2 procent in 2020. Dit betekende een benadeling van dit district met 2,4 zetels in 1987 en 5,3 zetels in 2020, wat groter is dan de met 5,1 benadeelde DNA-zetels van Paramaribo.

De benadeling van deze twee districten blijft vanaf 1987 een feit: deze twee districten konden in 2020 tezamen 10,4 minder zetels behalen, dan bij een kiesstelsel met een landelijke evenredige vertegenwoordiging (Tabel 2). Daarentegen konden binnenlandse kiesdistricten onevenredig meer zetels behalen.

De electorale onevenredigheid blijkt overduidelijk bij de verkiezingen van 2020. Toen hadden Paramaribo en Wanica tezamen 67 procent van het totaal van 383.331 kiesgerechtigden, maar slechts 47 procent (24 zetels) van de 51 DNA-zetels. Daarentegen mochten de overige kiesdistricten met 33 procent van het totaal aantal kiesgerechtigden 53 procent (27 zetels) van de volksvertegenwoordigers kiezen.

Onrechtvaardig kiesstelsel

Het Constitutioneel Hof heeft de artikelen 9 en 24 van de huidige Kiesregeling ongrondwettig en strijdig met internationale bepalingen verklaard met als rechtsgevolg dat deze artikelen onverbindend zijn en dat de Kiesregeling in overeenstemming moet worden gebracht met de Grondwet en de internationale verdragen.

Echter, het ontstane politieke probleem reikt veel verder dan de uitspraak van het Constitutioneel Hof. Behalve de electorale ongelijkheid is met andere wetgevingsproducten (zoals die over de nieuwe districtsgrenzen van 1983) de basis gelegd voor een contraproductieve power shift.

Districtsgrenzen 1983: Economische en politieke power shift

De gewijzigde districtsgrenzen in 1983 en het kiesstelsel van 1987 passen in het ontdemocratiseringsproces van nieuw opgekomen machthebbers in de goudsector en de transnationale drugs trafficking van Suriname. Bij de meest ingrijpende herindeling van districten (Decreet 24 februari 1983) werd Suriname verdeeld in tien districten, met als verrassing: het nieuwe megadistrict Sipaliwini. Welke motieven speelden achter de schermen bij het vaststellen van nieuwe districtsgrenzen, gevolgd door de nieuwe Grondwet van 1987.

Naast electorale voordelen voor partijen die logistiek en financieel toegang hebben tot het binnenland spelen de hiermee verbonden economische voordelen. Met een enorme oppervlakte van 87 procent van het Surinaamse grondgebied herbergen Sipaliwini, Marowijne en Brokopondo hulpbronnen/mineralen (zoals goud, diamant en hout) met een hoge economische toegevoegde waarde.

Kopstukken van partijen die economisch, financieel en logistiek zijn geworteld in deze districten hebben na 1987 electoraal voet aan de grond gekregen en behouden. Het verworven politieke machtsmonopolie houdt verband met favoritisme bij de uitgifte van concessies aan politieke toppers en financierders van verkiezingscampagnes in deze districten.

Belemmerde democratie

Suriname is een allocatie staat wat betekent dat de export van grondstoffen een aanzienlijk deel van het staatsinkomen garandeert. De staat is met onproductieve staatsbedrijven centralistisch omdat het verdiende geld bij de logge overheid terechtkomt die dit vervolgens gaat herverdelen. Het verschil tussen de “bauxiet allocatie staat” en de huidige“goud en narco allocatie staat” is dat laatst genoemde een groter deel van mogelijke staatsinkomsten wegsluist en enorme schade toebrengt aan milieu, morele waarden en de communale verbanden van inheemse en tribale volken.

Wij moeten daarom de uitdaging aangaan om een productiestaat te vestigen waar de binnenlandse economische activiteiten grotendeels de omvang van het bruto binnenlands product (BBP) bepalen. In de allocatiestaat Suriname wordt dit op zijn kop gezet: de omvang van het BBP via herverdeling door de overheid bepaalt sterk de inkomens van de burgers en de economische ongelijkheden. Met de allocatie staat verbonden factoren belemmeren de democratisering: de export gerichte minerale economie, de illegale economieën, gebrekkige belastinginning, patronage, overvolle centralistische overheid.

Machtsfactor

Vier wetgevingsproducten hebben de afgelopen veertig jaar politieke partijen tot machtsfactor verheven: het decreet van 24 februari 1983 met de verdeling in tien districten, de Grondwet van 1987, de wet op politieke organisaties van 1988 en de wet op het terugroeprecht van 2005.

In de Grondwet van 1987 krijgt de politieke organisatie officieel een plaats. Aan politieke organisaties is een speciale afdeling gewijd in artikel 53 van deze Grondwet. Hier krijgt de politieke partij een plaats in de Grondwet.

De wet op politieke organisaties van 1988 bepaalt dat alleen politieke organisaties, die zijn erkend, aan verkiezingen voor volksvertegenwoordigende lichamen mogen deelnemen. Met deze vier wetgevingsproducten werd de basis gelegd voor ontdemocratisering, oligarchievorming en belangenverstrengeling wat remmend werkt op ontwikkelingsprocessen.

Landelijke evenredigheid: beginpunt democratisering

Landelijke evenredigheid vormt daarom een beginpunt voor democratisering. Hiermee ontstaat een grotere pluraliteit en representatie van het Surinaamse volk zoals bedoeld in artikel 52 van de Grondwet en kleinere partijen maken een grotere kans om zetels te behalen. Maar na het vestigen van landelijke evenredigheid zijn er nog enorme uitdagingen.

Ten eerste, het uitvoeren van decentralisatie van bestuur; Ten tweede het verzilveren van grondenrechten voor inheemse en tribale volken; Ten derde, corrigeren van obstakels in het democratiseringsproces , waaronder de districtenindeling van 1983, wijzigen van de Grondwet van 1987 die politieke partijen tot dominante machtsfactor maakte, de wet op politieke organisaties van 1988 en de wet op het terugroeprecht in 2005. Deze wettelijk verkregen machtsbasis staat in schril contrast tot de gebrekkige interne partijdemocratie en het dalende vertrouwen bij kiezers in politieke partijen.

Als volk moeten we de democratie redden met landelijke evenredigheid als beginpunt voor democratisering. Ter overdenking: we kunnen met slimme netwerk allianties samen veel meer perspectief en kracht ontwikkelen om een krom gegroeid politiek systeem op democratisch spoor te helpen brengen dan 51 DNA-leden en 19 regeerders.