Live nieuws en radio streams uit Suriname!


Home » Surinaams nieuws » Zullen de samenwerkingsprojecten met Nederland, Suriname uit zijn koloniale groef tillen?

Zullen de samenwerkingsprojecten met Nederland, Suriname uit zijn koloniale groef tillen?

Deze week is de Nederlandse minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op werkbezoek in Suriname. Op de website van zijn ministerie staat er informatie over dit bezoek en over de prioriteiten op de agenda. Bij terugkomst in Nederland zal hij in de ministerraad en aan het parlement verantwoording afleggen over dit werkbezoek, de resultaten en het vervolg. In Nederland is de openbaarheid van bestuur bij wet geregeld. Nederlandse burgers hebben het recht te volgen en controleren wat hun politici doen, waarom, met wie en met welk doel. Het is onderdeel van de kwaliteit van het openbaar bestuur. Hoe anders is dat gesteld in/met Suriname?

Ik nam een kijkje op de website van het Surinaams ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur. Men zou denken dat bij zo een belangrijke hernieuwde samenwerking ook van Surinaamse kant er publieke informatie wordt verstrekt. Te meer daar het onderwijs in Suriname zich al decennia in een zeer zorgelijke toestand bevindt. Wat denk je dat hierover op de site van MinOWC staat? Nada, nakkes. Daar is nog niet geleerd hoe dienstbaar te zijn aan burgers en gemeenschap.

In de Surinaams pers lees ik dat de samenwerking voor twee jaar zal worden aangegaan. Dat wil zeggen tot het einde van deze regering. Wetende hoe verwaarloosd het Surinaamse onderwijs al decennia is, kwamen de volgende vragen in me op.
– Zijn (vertegenwoordigingen van) leerlingen en ouders/verzorgers geraadpleegd/betrokken?
– Wie bracht de onderwerpen in en wie bepaalde de agenda?
– Wie bepaalde de prioriteiten op grond van welke/wiens behoeften-inventarisatie?
– Waarom is de duur voor deze samenwerking vastgesteld op twee jaar?
– Is er geen zekerheid dat een volgende Surinaamse of Nederlandse regering deze samenwerking zal voortzetten tot de doelen zijn bereikt?
– Wordt met deze korte tijdspanne niet het politieke kortetermijndenken van Suriname beloond die de eenheid-van-bestuur-filosofie ondermijnt?
– Kan Nederland van zijn samenwerkingspartner niet dezelfde bestuurlijke transparantie verlangen als het zelf inbrengt? Dat is in een zakelijke relatie van gelijken gebruikelijk.
– Hoe (in welke mate) wordt Suriname/de Surinaamse schooljeugd beter van deze samenwerking en wanneer en waaruit zal dat blijken?

Ik stel deze vragen omdat ik ze nog nergens tegenkwam en het gevoel me bekruipt dat deze samenwerking (en de Makandra-projecten) niet zal leiden tot fundamentele verbeteringen voor het onderwijs in Suriname maar meer zal worden van dezelfde oude koloniale hulp. Niet omdat Nederlanders niet anders zouden kunnen of willen, maar omdat de Surinaamse politiek en ambtenarij nog steeds in de koloniale groef zitten. Daarom schrijf ik hierover, omdat ik het idee heb dat we de ernst van waar Suriname in is vastgelopen onderschatten.

In 2023 kan in Suriname bijna niets dat het samenlevingsbelang dient, bestuurlijk of zonder conflict worden opgelost. Na bijkans 48 jaar staatkundige onafhankelijkheid wordt Suriname nog bestuurd alsof het een kolonie is; een kolonie van de zittende regering. Dit terwijl Surinames relevante omgeving zich met modern en inclusief bestuur ontwikkelt.

Met het aantreden van de regering-Santokhi in juli 2020, ontdooide op regeringsniveau de relatie Suriname-Nederland. Daarvoor was deze relatie 10 jaar achtereen bevroren, omdat de Nederlandse regering en de heer Bouterse met elkaar nog een koloniaal oorlogje hadden te voeren. In de opvatting van Nederland was Bouterse de kwade genie die Suriname kapot had gemaakt, en de heer Bouterse op zijn beurt liet niet na bij iedere gelegenheid Nederland te herinneren aan/wijzen op zijn koloniaal gedrag. Dit machtsspel op plantageniveau deed Suriname en de Surinamers geen goed, en gaf een stevige knauw aan de bestuurlijke en mentale ontwikkeling van Suriname(rs).

Het zou van politieke en bestuurlijke volwassenheid getuigen – ja zelfs van meesterschap en autonomie! – wanneer Surinaamse politici erkennen dat Suriname, vanwege de steeds complexer wordende wereld in relatie met zijn capaciteiten (kwalitatief en kwantitatief), voor zijn ontwikkeling (bestuurlijk, sociaal) Nederland (nog) nodig heeft. Het koloniale begrip moederland had/heeft een grondige betekenis. Of Surinamers moeten een maatschappelijke revolutie ontketenen. Daar zijn politieke volwassenheid, gedeelde waarden en saamhorigheid voor nodig. Die heeft Suriname (nog) niet, de militaire staatsgreep van 1980 bracht geen revolutie, al vinden sommigen van wel.

Surinaamse politici hebben nooit ondubbelzinnig afscheid genomen van het kolonialisme. Surinaamse politici die zeggen van wel doen aan verdichting van de werkelijkheid. De nationale dekolonisatie die in 1975 op gang moest komen en natie-versterkend had moeten zijn, kwam niet op gang. Inspiratie en randvoorwaarden ontbraken. Feitelijk was Suriname in 1975 niet rijp voor staatkundige onafhankelijkheid, en de naweeën van dit door Nederlandse én Surinaamse politici geforceerd proces spelen het land en zijn bevolking nu nog parten.

Suriname is qua besturing vastgelopen in een Shakespeareaans drama van machtswellust, bestuurlijke onvolwassenheid, professioneel onvermogen, een grondwet die meer problemen geeft dan oplossingskaders, politieke onwil en partijpolitieke obstructie. De ongelukken en processen die hiermee samengaan zijn allerlei soorten manifestaties van richtingloosheid, gebrek aan een gevoel van bij elkaar horen (belonging), trauma en pijn van door slavernij en kolonialisme beschadigde en verwaarloosde mensen, die nu door hun eigen politici en leiders worden bejegend alsof de koloniale tijd nog leeft.

Die manifestaties worden – door machtsmisbruik, corruptie en staatsonderdrukking – nooit één krachtige oerschreeuw die het koloniaal wolkendek wegblaast, zodat Surinamers zichzelf en elkaar in het volle licht kunnen zien en niet in de schaduw van elkaars en andermans koloniale vooroordelen. Die kracht bracht de staatkundige onafhankelijkheid niet, want ze was een door Nederland geschonken kreupel paard. Wat die onafhankelijkheid wel bracht waren Surinaamse politici die hun eigen sociale kaste vormden waarmee ze het koloniaal bestuur gingen nadoen én het kreupel paard berijden.

De excuses van de Nederlandse regering voor de door haar geïnitieerde en onderhouden slavernij van Inheemsen en Afrikanen en hun nakomelingen, zijn een expliciete erkenning van hun onfatsoen én van de veranderende wereld. Vooralsnog zie ik de huidige Surinaamse regering deze bewegingen niet maken. En toch is dat wat ook moet gebeuren om samen met Nederland – na de komma – een inclusieve wederkerige duurzame relatie te realiseren. Van alles dat voortborduurt op wat we gewend zijn, worden we niet beter!

Filia Kramp