Het is zeer onwaarschijnlijk dat Suriname zal meewerken aan de uitvoering van een rechtshulpverzoek van Nederland in de zaak over de in 2018 in dat land in beslag genomen geldzending van 19,5 miljoen euro. Dat zegt advocaat Aroon Gonesh, raadsman van de Centrale Bank van Suriname (CBvS), in de zaak die tegen het Openbaar Ministerie Nederland was aangespannen.
door Ivan Cairo
De Hoge Raad heeft dinsdag de beslissing van het gerechtshof van Amsterdam vernietigd en verwees de zaak naar het gerechtshof Den Haag om opnieuw te worden behandeld en beoordeeld. Het college oordeelde dat het gerechtshof van Amsterdam zijn beslissing om teruggave van de geconfisqueerde geldzending aan de Surinaamse banken te gelasten onvoldoende heeft gemotiveerd.
Het hof is volgens de Hoge Raad namelijk niet ingegaan op de stelling van het OM bij de behandeling van het klaagschrift dat, gelet op de al verkregen resultaten van het strafrechtelijke onderzoek en het daarbij gerezen vermoeden van witwassen, de uitvoering van een gevraagde rechtshulp door de Surinaamse autoriteiten geen noodzakelijke voorwaarde is voor het daadwerkelijk voor de rechter brengen van de handelsbanken of andere verdachten.
Tijdens de zitting van 6 december 2022 gaf het OM te kennen dat een kort tevoren aangevraagd nader rechtshulpverzoek nog niet was uitgevoerd door Suriname. Er is nog geen strafzaak aangebracht, omdat het OM eerst een zo volledig mogelijk dossier wil hebben.
De beantwoording van het nadere rechtshulpverzoek zou volgens de vervolging wel sterk bijdragen aan de aanvulling van het dossier. Afhankelijk van de uitkomst van de behandeling van het klaagschrift van de banken zal worden bekeken welke inspanningen het OM verder moet plegen.
Teleurstellend
Gonesh noemt de uitspraak van de Hoge Raad ‘teleurstellend’. “Wij zijn standvastig en duidelijk en gaan door”, voegt hij er aan toe. Uiteindelijk zal volgens hem blijken dat het beslag geheel ten onrechte gelegd en onrechtmatig is.
Volgens de raadslieden van de banken blijkt uit de overwegingen van het gerechtshof van Amsterdam dat het voor de rechtbank niet vaststaat dat er een vervolging zal komen en die vervolging tot een veroordeling zal leiden, laat staan tot een verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld.
Dat oordeel is volgens de raadsman niet onbegrijpelijk in het licht van het wat tijdens de zitting op 6 december vorig jaar, met inbegrip van de over en weer uitgewisselde conclusies en overgelegde schriftelijke aantekeningen van de advocaten van de banken en het OM, is gebeurd. Dat is door de raadslieden van de banken ook in cassatie aan de orde gesteld. “Echter, de Hoge Raad ziet dit anders. Wij zullen over een aantal maanden zien wat het Hof van Den Haag ervan vindt”, aldus Gonesh.
Hij legt nader uit dat het eerste cassatiemiddel van het OM zich heeft gericht tegen het oordeel van het hof dat het ‘hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, in een later stadium, het inbeslaggenomen geld verbeurd zal verklaren of aan het verkeer zal onttrekken’.
Volgens Gonesh viel dat middel uiteen in twee concrete cassatieklachten geformuleerd door het OM: één over de motivering van dat oordeel door het hof en de ander dat de raadkamerrechter in het hof met dat oordeel te ver is vooruitgelopen op de mogelijke uitkomst van een nog te voeren procedure in de strafzaak.
Veroordeling vrijwel uitgesloten
Het OM had ook tijdens de behandeling bij het hof Amsterdam volgehouden dat er ‘onderzoekshandelingen moeten worden verricht in Suriname’. Dat is te begrijpen zegt Gonesh tegen de achtergrond van de door het OM geponeerde verdenking: witwassen zonder bekend gronddelict.
Hoewel de banken menen dat deze verdenking ongefundeerd is, hebben zij toch een grote hoeveelheid informatie aangeleverd over de herkomst van het geld. “Waarschijnlijk hadden zij kunnen volstaan met de mededeling: ‘wij zijn banken; geld is onze corebusiness’”, zegt de raadsman.
Het is nu aan het OM om de verklaring van de banken te onderzoeken en, wil het OM verder met de zaak, te logenstraffen. Aangezien de herkomst van de contanten die werden vervoerd in Suriname ligt, kan dat onderzoek enkel hier plaatsvinden. Vaststaat volgens Gonesh dat het land niet zal meewerken aan de uitvoering van het laatste rechtshulpverzoek. “Daarmee zit het onderzoek vast en is een veroordeling zo goed als uitgesloten”, zegt de advocaat stellig.
Volgens hem is het waarschijnlijk mede tegen de achtergrond van onder meer deze specifieke verdenking, de stand van het onderzoek en de weigering van Suriname om mee te werken aan de uitvoering van het aanvullend rechtshulpverzoek, dat het Amsterdamse Hof tot het oordeel kwam dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat het tot een veroordeling met bijkomende straf of maatregel zal komen.
De geldzending die toebehoort aan Finabank, De Surinaamsche Bank en Hakrinbank, werd door de CBvS uitgevoerd. Het geld had als eindbestemming Hongkong waar het zou worden omgewisseld in Amerikaanse dollars. Op verdenking van witwassen werd de zending door het OM Nederland in beslag genomen.