Carlo Jadnanansing
Surinaams Juristen Blad 2023 nummer 1 is, enigszins verlaat, uitgekomen. Het blad zal voortaan in Nederland door Boom Juridisch gedrukt worden en kan tevens digitaal gelezen worden: https://www.bjutijdschriften.nl/tijdschrift/SJB/2023/1
Aan dit nummer heb ik een bijdrage geleverd middels mijn artikel: Verleden en toekomst van het recht van allodiale eigendom en erfelijk bezit (aeeb).
De betekenis van het begrip aeeb houdt de juridische gemoederen in ons land reeds enkele eeuwen bezig. De centrale vraag is of aeeb een beperkt zakelijk recht is of volledig eigendom. Bij een beperkt zakelijk recht zijn er twee personen betrokken, de bloot eigenaar en de zakelijk gerechtigde.
Met bloot eigenaar wordt aangegeven dat laatstgenoemde slechts in naam eigenaar is, maar niet veel te vertellen heeft. Naar buiten toe is het de zakelijk gerechtigde die gezien wordt als de rechthebbende. Bij grondhuur is de Staat de bloot eigenaar, terwijl de grondhuurder naar buiten toe alle rechten heeft. De rol van de Staat is beperkt o.a. tot het recht op een jaarlijkse (geldelijke) vergoeding en het geven van toestemming voor overdracht. Bij aeeb werd in het verleden akkergeld aan de Staat betaald, maar dat is meer dan een eeuw niet meer het geval.
Ook is bij overdracht van aeeb nimmer toestemming van de Staat gevraagd. Wat het recht van aeeb precies inhoudt is nooit helemaal duidelijk geweest. Dit komt omdat ons land tot 1869 geen codificatie had in de vorm van een Burgerlijk Wetboek (B.W.). Maar ook in B.W. van 1869 is niets opgenomen over aeeb. Dit recht werd vanaf de 17e eeuw uitgegeven middels een grondbrief of warrant. Hierin werden de uitgiftevoorwaarden geregeld. Van oudsher bestond er een verplichting tot cultivatie van de grond, betaling van een akkergeld en het verlenen van diensten aan de Staat bijvoorbeeld het leveren van manschappen. Indien niet voldaan werd aan de uitgiftevoorwaarden kon het recht van overheidswege worden vervallen verklaard.
Op grond van de voorwaarden die aan aeeb waren gesteld namen velen aan dat er geen sprake was van volledige eigendom. De belangrijkste vertegenwoordiger van deze richting was de befaamde prof. A. Quintus Bosz (Q.B.) die in 1954 een imposant proefschrift schreef: Drie eeuwen grondpolitiek in Suriname, dat tot de dag van heden als standaardwerk voor de praktijk en het onderwijs wordt gebruikt.
Q.B. is van mening dat aeeb een zakelijk recht is dat geen volledige eigendom is, maar vergeleken kan worden met het recht van erfpacht. Na de invoering van het B.W. naar Nederlands model in 1869 hebben de toenmalige (Nederlandse) notarissen aeeb beschouwd als volledig eigendom, aangezien dit recht in Nederland onbekend was en het naar hun oordeel als B.W.-eigendom behandeld moest worden. Deze praktijk is tot op de dag van heden voortgezet door het notariaat. De notarissen hebben bij overdrachten van aeeb dit recht steeds als volledige eigendom beschouwd.
Deze opvatting is door vele juristen, soms op felle wijze, bestreden. Er werd gesproken van misleiding van kopers en zelfs valsheid in geschrifte gepleegd door notarissen.
Toegegeven moet worden dat ook de rechtsspraak aeeb steeds gezien heeft als een beperkt zakelijk recht, zonder de inhoud aan te geven. Pas in 2020 heeft de kantonrechter beslist dat in deze tijd aeeb gezien moet worden als eigendom in de zin van artikel 625 B.W.
De belangrijkste bestrijder van de opvatting van Q.B. was de Nederlandse wetenschapper mr.dr. C.A. Kraan, die o.a. ondersteund werd door mr. Fred Kruisland en auteur dezes.
In mijn lijvig artikel heb ik in navolging van mr. M.L.M. Verbruggen betoogd dat aeeb zijn roots heeft in het Anglo Amerikaanse recht (common law). Naar mijn mening hebben de eerste gronduitgiften plaatsgevonden ten tijde van het bewind van Lord Willoughby (1650–1657) als estate in fee simple. Dit is een recht dat qua functie vergeleken kan worden met het eigendomsrecht uit de landen met een civil law rechtsstelsel. De bedoeling van een estate in fee simple is dat de belanghebbende zich mag gedragen als eigenaar van de grond.
De verwachting is dat de historische discussie binnen niet al te lange tijd voor altijd zal zijn beslecht in het voordeel van degenen die aeeb beschouwd hebben als volledige eigendom.
Artikel 1a van boek 5 Ontwerp Nieuwe B.W. luidt als volgt:
‘Allodiale eigendom geldt als eigendom, bedoeld in dit boek’.
Deze definitie is niet geheel correct, omdat er ook andere vormen van eigendom zijn uitgegeven bijv. ‘volcomen eygendom’ en ‘volcomen en vrijen eygendom’, waarbij de vraag rijst of hier sprake is van eigendom in de zin van ons B.W.
Voorgestelde nieuwe formulering
Het verdient aanbeveling de tekst van artikel 1a boek 5 ONBW te vervangen door de formulering (gedeeltelijk ontleend aan Kraan):
‘Domeingrond die vóór de inwerkingtreding van dit wetboek is uitgegeven in eigendom, onder welke benaming ook zoals volcomen eygendom, volcomen en vrijen eygendom of allodiale eigendom en erfelijk bezit wordt aangemerkt als eigendom als bedoeld in artikel 1’.