Live nieuws en radio streams uit Suriname!


Home » Surinaams nieuws » Tuinen op de kaart

Tuinen op de kaart

Leren van geschiedenis (78)

Veel van de politieke discussies in Suriname gaan over het evenwicht tussen uitgaven en inkomen. Er wordt te veel uitgegeven door de overheid en te weinig geproduceerd. Al jaren horen we dat Suriname de potentie heeft de groente- en fruitschuur van het Caribisch Gebied te worden. Dat wordt steeds lastiger vanwege het duurder wordende vervoer. Diverse productielijnen zijn al gestopt, omdat de export van groente en fruit, waaronder in sapvorm, niet naar wens verliep.

Het verbouwen van eten was belangrijk, op de plantages, maar ook in de stad. Binnen vakoverstijgende bestudering van de koloniale geschiedenis moet het belang van afbeeldingen niet worden onderschat. Uit onder meer kaarten (zowel van Paramaribo als het plantagegebied) kan veel informatie worden gedestilleerd.

In de stad reserveerde men grond om voedsel te verbouwen. Dit is te zien op diverse kaarten, zoals de ‘Plan de la ville de Paramaribo’. Midden boven is Fort Zeelandia duidelijk te onderscheiden. Rechts in het midden zien we een tuin aan de Surinamerivier, wellicht die van de planter Pater aan de Saramaccastraat. En aan de onderkant van de kaart zien we twee vlakken ingekleurd als tuinen. Sommige rijke planters maakten veel werk van hun siertuin.

Paul François Roos, lid van het dichtgenootschap ‘de Surinaamsche Lettervrienden’, schreef in 1804 een lofdicht over de tuin van Gillis Pater (zie kaderstuk).

Een variatie aan producten

Dit verhaal krijgt een extra pikant tintje als blijkt dat de drie kinderen van Gillis Pater, met wie hij ging spelevaren op de Surinamerivier, een gekleurde moeder hadden. Zou zij een bijdrage hebben geleverd aan de aanleg en het onderhoud van deze tuin? Het lijkt ongelofelijk, deze opsomming van groente en fruit, maar ook bloemen die in deze siertuin van Gillis Pater groeiden.

Deze variatie aan producten zou nu een fantastische afzet hebben op de omliggende eilanden die te droog zijn en niet de juiste vruchtbare ondergrond hebben. Wie denkt dat dit sprookjes zijn, heeft het mis.

Maria Sibylla Merian beschreef in 1700, dus honderd jaar eerder dan Roos, welke planten er groeiden in Suriname. Zo noemt zij druiven, blauwe en witte, waarvan volgens haar zelfs wijn kon worden gemaakt. Ook enkele huidige Facebookpagina’s laten zien dat de verbouw van aardappels, uien en zelfs aardbeien hier mogelijk is. Laat de tuin van Pater ons inspireren.-.

Onderschrift:

Afdruk van een kopergravure van Paramaribo, naar Bellin, ongeveer 1750.-.


De tuin van Gillis Pater

In Saramakka's straat, die stad en buiten scheid,

Waarin 's lands werven, met een juiste zindlykheid,

En grootschelootsen, om het houtwerk te bewaaren,

Gesticht zyn, aan den kant, waar noeste handelaaren

De Americaansche brik ontlasten van haar vracht,

En laaden met het geen ons land heeft voortgebragt,

Waar Suriname ruischt met wemelend geklater,

Vertoont, in 't midden, zich de min van Gillis Pater,

Voorheen een woest stuk lands, doorsneden met moeras,

Dat, by het hoogety, staâg onder water was,

Doch spoedig door zynvlyt is uit den plas verrezen.

Zyn aart als Batavier staat in dit werk te leezen,

Want Neêrlands voorzaat vond geen meiren ooit zo diep,

Waaruit hy niet, door kunst, de trotschste steden schiep

ô Lieve dichtkunst! wil dit uur myn luimen schraagen,

Opdat ik, schilderende en zingend', moog' behaagen.

Ik treed de tuindeur in, en ga, langs 't middenpad,

Naar gindschen koepel, die, hoe klein ook, echter prat,

Gebouwd op paalen, schynt als uit den vloed geboren;

Dees steiger, achter hem, kan my op 't zeerst bekooren:

ô Ja, hyzymy thans ter zangplaats toegewyd.

Eenvouwdig tuintje, dat de lust uws meesters zyt!

Uw boezem, opgevuld met vruchtverwekkende aarde,

Beloont den eigenaar zynvlyt en werk naar waarde.

Vier perken zyn belaên met groenten, keurig, frisch,

Wier eigen tech den smaak steeds onwaardeerbaar is;

Hier zie ik doppertjes, en ginds chalotten bloeijen,

Daar puik van sellery en petersely groeijen;

Een zonnewyzer staat in 't midden van den tuin,

Op een' verheven voet, geschilderd als arduin,

En op wiens keurig werk zyn handen mogen roemen.

Ter wederzyde staat een tal van kruid en bloemen,

In ryën geschakeerd, wier kleuren voor 't gezigt, 

Wier geuren voor den reek door hem zyn ingericht;

Het dwarspad is ombeind met sierlyke steeketten,

Waaraan de vyg en druif haar lekkernyën zetten. 

Ginds, op de voorplaats, praalt een groote kokosboom,

Voorheen de voedsterling van Suriname's stroom;

Hier, achter 't koepeltje, staan vier stuks mangaspruiten,

Die, by haar' verd’ren groei, den gloed der zonne stuiten.

't Is alles ingericht met smaak en goed beleid.

Hier hangt een totebel, door eigen hand gebreid;

Het kleine schepnet, om den visch 'er uit te haalen,

Leunt allernaast de spil; hier vangt myn vriend garnaalen,

En kleine snoekjes, bot, met verdre keur van visch.