Live nieuws en radio streams uit Suriname!


Home » Surinaams nieuws » ‘Ouders moeten hun kind begeleiden als ze merken dat het helderziend is’

‘Ouders moeten hun kind begeleiden als ze merken dat het helderziend is’

“Ik koos voor geschiedenis vanuit mijn passie voor cultuur en overdracht van kennis aan de jongere generatie. En de beste manier die ik kan bedenken om cultuur over te dragen is door haar te linken met de geschiedenis”, vertelt Darell Geldorp. Hij studeerde aan het Instituut voor de Opleiding van Leraren af en verkreeg de bevoegdheid Geschiedenis MO-A. Zijn afstudeeropdracht was getiteld ‘De beleving van helderziendheid. Een kort historisch onderzoek naar de Afro-Surinamers in de stad’.

Tekst Tascha Aveloo

Beeld Facebook Darell Kofi Geldorp

De geschiedenisdocent, een bekend lid van Naks, stelt dat als wordt gesproken over cultuur automatisch wordt gepraat over geschiedenis. “Je praat bijvoorbeeld over hoe een bepaalde dans is ontstaan en wat een bepaald lied uit de slavernijperiode betekent.”

Geldorp wilde vanuit zijn religieuze overtuiging iets onderzoeken met winti, maar dat zou te antropologisch zijn. Uiteindelijk werd er gekozen voor de beleving van helderziendheid, waarna hij op zoek ging naar bronnen en literatuur en gebeurtenissen uit het verleden. “Ik hou persoonlijk van het paranormale, het bovennatuurlijke, en heb vaker gesproken met ouders die een kind hebben dat helderziend is.”

Het grote probleem daarin is vaak dat ouders niet zo goed weten wat te doen met deze bijzondere gave en hoe ze zo een kind moeten begeleiden. De vraag die zich bij de onderzoeker opdrong was hoe men omgaat met zo een kind, de boodschappen, begeleiding en rituelen.

Een helderziend kind is een kind dat ziet wat anderen niet zien. “Zij hebben wat we noemen ‘het geestelijke’. Zij zien bijvoorbeeld een opa, oma of ander familielid dat reeds is overleden. Ze zien entiteiten, engelen.”

In zijn scriptie staat Geldorp ook stil bij het verschil met het hebben van een ‘imaginary friend’. Vooral kleuters ontwikkelen dat hebben van een ‘onzichtbare vriend’, vooral als ze eenzaam zijn.

Niet belemmeren

Hij heeft ook onderzocht hoe wordt beoordeeld dat het kind geen ‘sterke verhalen’ vertelt. “De diverse du-man en experts stellen dat sowieso onderzoek moet worden gedaan om te kunnen ontdekken of wat het kind vertelt werkelijk zo is.” Ze stellen dat zo een kind niet moet worden belemmerd of tegengehouden, zodat het zich gehoord voelt en niet dichtklapt en daardoor alle andere mogelijke boodschappen die er komen niet langer wil vertellen.

Het is geen onderwerp dat gemakkelijk is geweest, omdat men er op de één of andere manier niet graag over praat, vooral als het gaat om de persoonlijke ervaring. “Ik wilde sowieso een onderwerp dat niemand reeds had gedaan. Ik heb flink moeten lezen en daarna kijken hoe de Afro-Surinaamse gemeenschap naar het thema kijkt en het benoemt.”

De naam die wordt gegeven aan ‘het kunnen zien’ is ‘ay man’. Geldorp heeft diverse du-man ondervraagd over hoe er in het wintigeloof wordt gekeken naar deze mensen, hoe men ermee omgaat en over de rituelen, toen en nu, om zo iemand te begeleiden.

Hij is ook op zoek gegaan naar ouders die zo een kind hebben. “Men is er niet open over. Ik heb ook met volwassenen gesproken die nog zien of hebben gezien en hoe hun begeleiding was.”

Ook heeft hij gekeken of helderziende mensen ook helderziende kinderen hebben gekregen en hoe ze hen daarin hebben begeleid. “Ik was ook benieuwd hoe de kinderen ernaar kijken. Je hebt christenen die namelijk ook geloven in winti. Hoe gaan zij ermee om als zij merken dat hun kind deze gave heeft.”

‘Tap ay’ en ‘baka’

Wat ook ter sprake kwam, is het fenomeen ‘tap ay’. Daar komen rituelen aan te pas die ervoor zorgen dat het kind of nooit meer ziet of dat er een baka wordt geplaatst die op een bepaalde leeftijd wordt opgeheven, waardoor de persoon weer over de gave kan beschikken. “De du-man zijn over algemeen tegen dit ritueel omdat het een bijzondere gave is die boodschappen geeft ter bescherming van het gezin.”

Zo een kind kan namelijk ook dromen krijgen, visioenen zien die onheil zichtbaar maken en waartegen er dan stappen kunnen worden ondernomen, zodat het niet gebeurt. Veel mensen gebruiken dit ritueel uit vrees omdat ze niet weten hoe ze ermee moeten omgaat. “Zo een kind moet worden geleerd hoe het ermee moet omgaan. Dat het niet aan eenieder over zijn of haar gave mag vertellen en dat het zijn of haar ‘boodschappen’ alleen met een vertrouwenspersoon mag delen.”

Opmerkelijk is dat het ritueel soms niet aanslaat of dat de gave terugkomt op oudere leeftijd. Het westerse geloof en zelfs de oosterse religiën spreken van het ‘derde oog’ dat open is. “Maar binnen de winti geloven wij dat een yeye (dienende geest) of wroko winti, die gave geeft aan iemand. En dat is niet verbonden aan een bepaalde winti. Soms is het verbonden aan reïncarnatie oftewel iemand die er eerder was en die ook die gave had.”

Wat ook geen directe uitkomst van de gave is, is dat zo iemand op latere leeftijd een du-man of du-uma wordt. Geldorp zegt dat hij veel interessante dingen heeft ontdekt. Zo zouden ouders met een helderziend kind in contact willen komen met anderen die ook zo een kind hebben. “Ze willen kennis uitwisselen en ervaringen.”

Hij heeft ook gemerkt dat begeleiding van zo een kind veel beter is en meer waarde kan opleveren dan het kind de gave te ontnemen. De onderzoeker ontdekte bovendien dat de rituelen zoals ze in het verleden werden gebruikt nog vrijwel exact op dezelfde manier worden gehanteerd. “Er kunnen ook afspraken worden gemaakt met de winti, als kan worden ontdekt welke soort winti het kind de gave heeft gegeven. Dan maak je afspraken dat bijvoorbeeld pas na de schoolgaande leeftijd de gave weer actief wordt.” Volgens Geldorp was het een interessant onderzoek en hij heeft veel spannende verhalen gehoord, ook van andere etnische groepen. “Ik wilde wel verder graven, maar dan zou het een te groot onderzoek worden.”