Met verwijzing naar zijn leeftijd zegt hij ‘mi owru keba’. Hij denkt aan het overdragen van de leiding van zijn worstelvereniging aan familie en een bestuur. Soender Persad Harpal (70), die zijn sporen heeft verdiend in de worstelsport en als één van de pioniers mag worden gezien, kan worden omschreven als doorzetter. ‘Nini’, zoals zijn troetelnaam luidt, heeft met zijn worstelvereniging die in 2022 vijftig jaar bestond een mijlpaal bereikt en alle twijfels gelogenstraft dat Surinaamse ‘dingen’ niet lang standhouden.
Tekst Stan Herewood
Beeld dWT archief
Begonnen als sport die vrijwel alleen door Hindostanen werd beoefend, heeft het worstelen zich later uitgebreid naar vooral de Afro-Surinamers. Wedstrijden trokken duizenden toeschouwers en volgens overlevering voelden gefortuneerde sponsors en eenvoudige Hindostanen met wat geld zich aangetrokken door worstelen, waarvan de bakermat in India ligt.
“Ik heb mijn vereniging nationaal gehouden en geïntegreerd en had een mix van worstelaars als werd gekeken naar etniciteit. Arny Benfield en Ramon Rusland waren topworstelaars bij mijn vereniging.” Hoewel worstelen echt zijn ding was, heeft Harpal ook gedaan aan bodybuilding, gewichtheffen, zwemmen, fietsen en bromfietsrace. Daarnaast zong hij in een band. Door zijn gedrag werd hij voor velen een voorbeeldfiguur.
Verdiensten
Een deel van zijn biografie in de vrije encyclopedie Wikipedia zet zijn prestaties lovend neer. Zo staat dat hij de naar hem vernoemde worstelvereniging en de school voor krachtsporten te Meerzorg, waar hij nu nog woont, heeft opgericht en dat hij van 1975 tot 2000 jaarlijks ongeslagen kampioen was.
In 1979 won hij in de Ismay van Wilgen Sporthal van Willem Jozefzoon, kampioen in die tijd. Eén van Harpal’s leerlingen was Michel Nathoe, zevenvoudig kampioen lichtgewicht van Suriname en oprichter van de Surinaamse Worstelfederatie in 1997.
Harpal’s bijzondere sportprestaties gingen ook aan de politiek in Suriname niet voorbij. President Ronald Venetiaan benoemde hem tot Grootmeester in de ereorde van de palm. In 1999 werd hij door het Kwakoe Zomerfestival in Nederland gehuldigd met de Millennium Award en in 2016 werd hij, eveneens in Nederland, onderscheiden met The Living Legend Award.
Groei
Harpal begon primitief. Hij kapte een stuk bos in Meerzorg, strooide daarop zaagsel en de eerste ‘worstelfaciliteit’ was geboren. Er werd volgens het koesti-systeem van India gevochten. Kermis worstelen was volgens hem populair. “M’n oom en neefjes waren verzot op worstelen, maar het trok mij aanvankelijk niet aan. In de jaren zestig en zeventig kwam een Nederlandse vechter naar Suriname en won alle wedstrijden. In die dagen hadden de Hindostanen het voor het zeggen, totdat de Afro-Surinamer Rozenstruik doorbrak en ook Guyanezen naar Suriname kwamen om te worstelen.”
In 1972 kwam zijn carrière goed op gang. “In Naks volgde mijn eerste wedstrijd en ik won.” De liefde voor worstelen greep om zich heen. Er volgde een mobilisatie van jongeren in Meerzorg. “We trokken landelijk er op uit. Ik had enkele honderden leerlingen, onder wie Javaanse jongeren die overliepen van enthousiasme. Van 1980 tot 2000 waren wij onverslaanbaar. Toen waren er acht verenigingen in Nickerie, Leidingen en Paramaribo.”
Hij zegt trots dat hij en zijn groep de worstelsport binnen de buurten populair heeft gemaakt. “De winnaars kregen wat ‘lekkers’ van sponsors, onder wie welgestelde Hindostanen”, vertelt Harpal, die later bekend geworden worstelaars, onder wie Aders Kewal, heeft helpen vormen. Zelf vocht hij zijn laatste wedstrijd op zijn 48ste in Nederland tegen een Nederlander.
De toenmalige topworstelaar heeft zich ook in zijn buurt ingezet voor gemeenschapswerk, bijvoorbeeld door jongeren te begeleiden in discipline, gezag voor de trainer en respect bijbrengen voor anderen. Sommigen zijn naar het buitenland vertrokken. Dat ze wat aan zijn wijze lessen hebben gehad, blijkt bij ontmoetingen met sommige van hen nu op latere leeftijd.
Zware training
Harpal vindt dat in deze moderne tijd de kansen voor Surinaamse worstelaars zijn verruimd door regionale wedstrijden en de Olympische Spelen. De jongens van zijn school hebben gevochten in Europa en India.
Op dit moment heeft hij een opkomende ‘dogla’ pupil die veel belooft voor de toekomst. “Hindostaanse jongens zien er geen heil meer in. Ze vinden de training te zwaar en wat daartegenover staat is niet lonend. Ook hebben ze andere bezigheden”, klinkt hij spijtig.
Maar dan glinsteren zijn ogen ondeugend wanneer hij vertelt dat de jongens problemen hadden met de zware training, die volgens hun zelfs nadelige invloed had op hun liefdesleven. “Den man skin ben weri. A krakti ben gwe en den vrouw ben mandi”, zegt Harpal breedlachend.
Na dat moment, wordt zijn blik weer ernstig. “Topsport is dwang en als je daartegen niet kan, haak je af”, maakt hij duidelijk. “Ik stond vier uur in de ochtend op om te trainen. Ik hield van mijn fans en wilde hen niet teleurstellen. Huilend kwamen ze op de training en verzochten me de wedstrijd niet te verliezen. ‘Efu mi lasi san o pasa nanga den fans’, ging door m’n hoofd.”
Vrouwen
Als hem wordt gevraagd waarom vrouwen niet worstelden, zegt hij dat er enige nuance is. “Mijn dochter werd drie keer kampioen. Ralitsa Nijman ging naar Barbados en won daar.”
Maar volgens hem speelden dezelfde problemen de meisjes parten als enkele jongens. “Hetzelfde probleem in het liefdesleven hadden de vrienden van de Hindostaanse meisjes die worstelden. Ze konden zich niet aanpassen aan dat leven.”
Zijn hoofdberoep was vrachtwagenchauffeur, later werkte hij bij Sportzaken als instructeur, was hij ter beschikking van de worstelfederatie en ging hij naar de districten om trainingen te verzorgen. Worstelen is volgens hem geen al te dure sport, “maar als de financiële situatie niet rooskleurig wordt, kunnen wij met de beste wil, het wereldniveau niet halen”, vindt Harpal.
Hij neemt de voeding als voorbeeld die cruciaal is bij het behalen van succes. “Vis, graansoorten, eieren en bepaalde vitaminen horen bij het pakket.” Harpal denkt wel dat professioneel worstelen weer een opleving zal brengen in de sport. “Dan is de drang om geld te verdienen aanwezig.”