Heel veel landen hebben forse schulden bij China, dus Suriname staat daarin niet alleen. Het grote verschil is dat het land niet in staat is om deze schulden terug te betalen. De meeste andere landen kunnen dat nog wel, maar tientallen arme landen staat daardoor inmiddels het water ook tot aan de lippen. Zij hebben eveneens te kampen met economische instabiliteit. De economieën dreigen door de Chinese houdgreep zelfs in te storten, onder het gewicht van honderden miljarden US dollars aan leningen.
Tekst Armand Snijders
Beeld dWT archief
“Veel arme landen staan op instorten door Chinese leningen”, schreef het internationale persbureau Associated Press (AP) onlangs. Dat had een analyse gemaakt van wat er gebeurt met verschillende toch al noodlijdende ontwikkelingslanden die leningen hebben afgesloten bij ‘s werelds grootste geldschieter China – in het kader van het Belt and Road Initiative van het land.
Dat is een initiatief dat is opgezet door de Chinese president Xi Jingping, waarbij wereldwijd – vooral in arme landen – grootse infrastructurele projecten worden gefinancierd. Onder het mom dat het de wereld wil verbinden, maar in werkelijkheid willen de Chinezen hun invloed op die manier op het wereldtoneel versterken. En dat mag heel wat miljarden kosten.
Ook Suriname participeert in het Belt and Road Initiative en heeft financiering geaccepteerd voor onder meer de Dalian-projecten en het Safe City-project. Inmiddels hebben meer dan 140 landen toegehapt voor het genereuze Chinese aanbod.
Uit onderzoek van AP is gebleken dat veel landen in de problemen zijn gekomen doordat ze tot over de oren in de schulden zitten. Zo ervaren Pakistan, Sri Lanka, Kenia, Zambia, Laos en Mongolië dat het terugbetalen van die schulden een steeds groter deel van de belastinginkomsten opslokt die eigenlijk nodig zijn om bijvoorbeeld scholen open te kunnen houden, elektriciteit te leveren en voedsel en brandstof te betalen.
Stervende mensen
Het put bovendien de valutareserves van deze landen uit, waardoor ook de importen van noodzakelijke basisgoederen in het gedrang komt, zoals medicijnen. Daardoor sterven mensen onnodig, zoals in Suriname ook het geval is. Al valt dat niet alleen toe te schrijven aan de knellende Chinese schuld; daar liggen meer oorzaken aan ten grondslag.
China’s onwil om akkoord te gaan met versoepeling van de aflossingsvoorwaarden of om de schulden deels kwijt te schelden, plus de extreme geheimhouding over hoeveel geld het heeft uitgeleend en tegen welke voorwaarden, helpt die landen ook niet echt. De Surinaamse regering weet daar alles van. De schuld aan Beijing bedroeg bij haar aantreden honderden miljoenen US dollars, maar hoeveel precies was lange tijd onduidelijk.
President Chandrikapersad Santokhi en minister Albert Ramdin van Buitenlandse Zaken, International Business en Internationale Samenwerking noemden sinds 2020 afwisselend bedragen van tussen de vierhonderd en vijfhonderd miljoen US dollar, maar echt zekerheid werd daar nooit over verkregen. De door de regering voorgestelde haircut (kwijtschelding) van 30 tot 70 procent, is door de Chinezen met hoongelach weggewuifd, zoals dat ook door andere schuldeisers is gebeurd.
China heeft zoveel geld uitgeleend aan heel veel landen en wil geen precedent scheppen door met welke haircut dan ook in te stemmen. Want anders willen andere landen dat ook en dan zou het einde zoek zijn.
‘Gezamenlijke actie, eerlijke lasten’
Het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken betwist in een verklaring het idee dat China een meedogenloze geldschieter is, zoals door andere – rijke – landen wordt gesteld en legt de schuld vooral bij de Federal Reserve, de Centrale Bank van de Verenigde Staten. De Chinezen zeggen dat als ze toegeven aan de eisen van onder meer het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank om een deel van leningen aan arme landen kwijt te schelden, die twee instellingen dat ook moeten doen. “We roepen deze instellingen op om actief deel te nemen aan relevante acties in overeenstemming met het principe van ‘gezamenlijke actie, eerlijke lasten’ en grotere bijdragen te leveren om ontwikkelingslanden te helpen de moeilijkheden te overwinnen”, aldus de verklaring vanuit Beijing.
Suriname is zeker niet het enige land dat zijn schulden niet kan voldoen. Zambia en Sri Lanka bijvoorbeeld hebben de terugbetalingen ook gestaakt en zijn dus in gebreke gebleven. Ze kunnen niet eens de rente betalen op de leningen voor de financiering van de bouw van havens, mijnen en energiecentrales. Om die reden hebben internationale deskundigen die landen met Suriname op de lijst van zeven landen gezet die aan hun verplichtingen niet voldoen en waarvoor wordt gevreesd dat er nooit een oplossing voor het schuldenvraagstuk kan worden gevonden. Dit zijn de zogenaamde D7-landen.
Politieke omwentelingen
De problemen blijven zich daar opstapelen en het einde is nog lang niet in zicht. In Pakistan bijvoorbeeld zijn miljoenen textielarbeiders ontslagen omdat het land te veel buitenlandse schulden heeft en het zich de elektriciteit niet kan veroorloven om noodzakelijke machines draaiende te houden. In Kenia heeft de regering de lonen van duizenden ambtenaren achtergehouden om de schulden te kunnen betalen.
En sinds Sri Lanka een jaar geleden – mede door de Chinese schulden – failliet ging, zijn een half miljoen banen in de industrie verdwenen, is de inflatie met 50 procent gestegen en is meer dan de helft van de bevolking in grote delen van het land in armoede vervallen. De regering werd vorig jaar zelfs verjaagd. Deskundigen voorspellen dat, tenzij China zijn standpunt over zijn leningen aan arme landen begint te verzachten, er een golf van meer wanbetalingen en zelfs politieke omwentelingen kunnen komen. Een scenario waar in Suriname inmiddels mogelijk ook serieus rekening mee wordt gehouden.
Geheimen van Beijing
De enige zekerheid die Suriname vooralsnog heeft, is dat de uitstaande schuld inmiddels verder is opgelopen tot boven een half miljard US dollar, omdat de termijnaflossingen zijn stopgezet in verband met de gewenste herschikking van alle schulden. En de rente tikt ondertussen gewoon door. Welk rentepercentage is afgesproken met de Chinezen, is één van vele geheimen van Beijing. En aangezien de transparantie aan Surinaamse zijde ook ontbreekt, mogen Surinamers gissen welke belastinggelden uiteindelijk moeten worden afgedragen. Want dat ze de komende decennia fors zullen moeten dokken om van de schuld af te komen, staat wel vast. Herschikking of niet.
Brad Parks, directeur van AidData, de onderzoekstak van de William & Mary Universiteit in het Amerikaanse Virginia, zegt dat als het om Chinese leningen gaat, veel landen ‘blind vliegen’. “Er zijn heel veel geheimen. Pas als je onder de kussens van banken kijkt, realiseer je je ineens: ‘Oh, er zijn veel dingen die we hebben gemist’. En eigenlijk zijn de dingen veel erger.”
In Zambia, een land van twintig miljoen mensen in zuidelijk Afrika, voltrekt zich door de Chinese schuldenlast momenteel een ongekende economische en menselijke ramp. De regering heeft daar in de afgelopen twee decennia miljarden US dollars geleend van Chinese staatsbanken om dammen, spoorwegen en wegen te bouwen. Die leningen stimuleerden in eerste instantie de economie, maar de buitenlandse rentebetalingen liepen uiteindelijk zo hoog op dat er weinig meer over was voor de regering. Die werd daardoor gedwongen te bezuinigen op gezondheidszorg, sociale voorzieningen en subsidies aan boeren voor bijvoorbeeld zaaizaad en kunstmest. In het verleden werkten grote geldschieters van de overheid, zoals de Verenigde Staten, Japan en Frankrijk, onder dergelijke omstandigheden deals uit om schulden kwijt te schelden, waarbij elke geldschieter duidelijk maakte wat de leners verschuldigd waren en op welke voorwaarden. Maar dat werkt niet zo bij China. Het weigerde aanvankelijk zelfs maar deel te nemen aan multinationale gesprekken, onderhandelde afzonderlijk met Zambia en drong aan op vertrouwelijkheid die het land belette om niet-Chinese geldschieters de voorwaarden van de leningen te vertellen. Te midden van deze verwarring weigerde een groep niet-Chinese geldschieters in 2020 wanhopige smeekbeden van Zambia om de rentebetalingen op te schorten, zelfs voor een paar maanden. Die weigering zorgde voor een extra aanslag op de buitenlandse kasreserves van Zambia, de voorraad van voornamelijk Amerikaanse dollars die het gebruikte om rente op leningen te betalen en om grondstoffen zoals olie te kopen. In november 2020, met nog maar weinig reserves over, stopte Zambia met het betalen van de rente en ging in gebreke, waardoor het geen toekomstige leningen meer kan sluiten en een vicieuze cirkel van bezuinigingen en toenemende armoede begon. Een paar maanden nadat Zambia in gebreke was gebleven, ontdekten onderzoekers overigens dat het land 6,6 miljard US dollar schuldig was aan Chinese staatsbanken, het dubbele van wat velen destijds dachten -en ongeveer een derde van de totale schuld van het land. Er voltrekt zich in het land een drama dat ieder voorstellingsvermogen te boven gaat. De inflatie is sinds het begin van de crisis opgelopen tot 50 procent, de werkloosheid heeft het hoogste punt in zeventien jaar bereikt en de nationale munteenheid, de kwacha, heeft in slechts zeven maanden tijd 30 procent van zijn waarde verloren. Naar schatting van de Verenigde Naties verdrievoudigt het aantal Zambianen dat dit jaar honger zal lijden tot 3,5 miljoen mensen.