Live nieuws en radio streams uit Suriname!


Home » Surinaams nieuws » Nauwelijks nog ‘Hindostaanse’ clubs in competitievoetbal

Nauwelijks nog ‘Hindostaanse’ clubs in competitievoetbal

“Ik heb gesproken met een paar jongens van Livorno en gevraagd of zij niet hogerop willen voetballen. Merkwaardig genoeg hebben ze geen belangstelling. Hun argument is dat ze een drukke baan hebben. Drie keer per week trainen vinden zij te zwaar. Die verplichting zien ze niet zitten. Ik zie bij zaalvoetbal wel een aantal Hindostaanse jongens. Misschien is de belangstelling voor veldvoetbal minder omdat de begeleiding bij jeugdvoetbal slecht is.” Dit vertelt Ashok Bainath Sah, oud-competitiemanager van de Surinaamse Voetbalbond (SVB), aan de Ware Tijd in een interview over de rol van Hindostanen in het Surinaamse voetbal.

Tekst Stan Herewood

Beeld Privécollectie

De centrale vraag voor het gesprek was of Hindostanen kunnen voetballen of ze dat willen en mogen en waarom er zo weinig clubs zijn met voetballers die nazaten zijn van Hindostaanse immigranten, van wie de eerste groep deze maand precies 150 jaar geleden voet aan wal zette in Suriname. Bainath Sah stelt dat zijn ervaring is dat er zeker jongens zijn die willen en kunnen voetballen, maar dat zij en of hun ouders de voorkeur geven aan studie, onder meer omdat er van voetbal niet kan worden geleefd.  Een opvatting die ook bij andere bevolkingsgroepen leeft.

“Het gaat bij de clubeigenaren om aanzien en de beste willen zijn”

Rond de jaren zestig was er een opkomst van Hindostaanse voetballers. “Zestien verenigingen met een Hindostaanse naam hebben gespeeld in de topsectie van de SVB. Vanaf 1980 veranderde dat. Ik denk dat de meeste Hindostaanse jongens het in fysiek opzicht moesten afleggen tegen de marrons en creolen die ter versterking werden aangetrokken. Alleen Kamal Dewaker als ‘Hindostaanse’ club met niet-Hindostanen is overeind gebleven.”

Enkele spelers van de doelgroep van onder meer deze vereniging hebben in het verleden in de nationale selectie gespeeld, maar vandaag de dag halen ze de top niet. Ze hebben volgens Bainath Sah die ambitie niet, terwijl er voldoende jeugdig talent is. Bekende namen van toen zijn Bissumbhar, Somai, Saliek, Thakoerdien en Moennoe.

Feiten en cijfers

Een zoektocht van de krant naar de rol van voetballers geboren uit Indiërs neergestreken in Suriname is grotendeels mislukt, vooral omdat er geen sportgeschiedenis (over hen) te vinden is. Wel heeft Bainath Sah in 2021 ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de SVB een publicatie uitgegeven. Daarin legde hij in hoofdzaak vast het verloop van competities vanaf 1960, de structuren binnen de bond, bestuurssamenstelling in verschillende tijdvakken, statistische gegevens, uitslagen van nationale en internationale wedstrijdenHij kon dit verwezenlijken door zijn passie voor statistieken die hem ertoe hebben gebracht te werken aan ordening van dataverzameling bij de bond door digitalisering van het materiaal. In februari 2001 publiceerde hij het boek ‘Feiten en cijfers’.

Bainath Sah: “Ik kon de hand leggen op gegevens vanaf  de jaren zestig.” Informatie over de periode daar vóór was nergens te vinden.” Bij de SVB begon het voetballen in de derde klasse met de mogelijkheid door te stoten naar  de hoofdklasse. Dat gelukte de toen bekende ‘Hindostaanse’ club Jai Hind. Deze doorstroommogelijkheid opende nieuwe perspectieven, want spelen bij een lid bond bood geen zicht daarop.

Jai Hind en Toofan waren de eerste Hindostaanse clubs die in korte tijd naar de eerste klasse promoveerden. Toofan  heeft de hoofdklasse nooit gehaald, Jai Hind wel. Clubs uit de lidbonden trokken veel publiek naar het Suriname Stadion (later André Kamperveen Stadion). Toen bestond Jai Hind op één na alleen uit Hindostaanse spelers. Eén van de meest bekende was doelman Saliek, die later eerste keeper van Leo Victor werd.

Na Jai Hind promoveerde Takdier Boys, ook een publiekstrekker. De broers  Bissumbhar  en ‘Luna’ Thakoerdien maakten naam. Vervolgens kwamen er meerdere verenigingen met een Hindostaanse naam in de eerste klasse, zoals Randjiet Boys en Perkash met als voorzitter oud-vicepresident Jules Ajodhia. Zijn vereniging, die  later multi-etnisch was, werd de eerste en enige ‘Hindostaanse’ club die het schopte tot semikampioen van Suriname.

Ook Amarjotie en Shantidel zijn naar de hoofdklasse gepromoveerd. Neta Del en Minerva haalden de eerste klasse. Bainath Sah stelt dat Kamal Dewaker de enige Hindostaanse club is die het het langst heeft volgehouden en furore heeft gemaakt in de topsectie. De club promoveerde in 1980, is nooit gedegradeerd en speelt nog steeds in de topsectie.

Tot en met 1980 bestonden volgens mededeling van Bainath Sah de traditionele Hindostaanse clubs inderdaad uit nazaten van de Brits-Indische immigranten, maar die trend veranderde daarna. Voor Kamal Dewaker bijvoorbeeld – en andere ‘Hindostaanse’ clubs – spelen nu overwegend jongens van andere etnische groepen.

Kamal Dewaker rond het nieuwe millennium. De club was toen getransformeerd tot multi-etnische ploeg.

Wie betaalt, bepaalt

Er is sprake van verloop van actieve Hindostaanse spelers bij de bestaande Hindostaanse clubs waar bijna uitsluitend niet-Hindostanen spelen en multi-etnische besturen de lijnen uitzetten. Als variant daarop wijst Bainath Sah in de richting van het SVB-bestuur waar vijf van de zeven bestuursleden Hindostaan zijn.

Hij stelt dat clubs die naar hun lidbond degraderen ophouden te bestaan. Degenen die de clubs overnemen, hebben vaak veel geld. Ze investeren in spelers om zo snel mogelijk te promoveren naar de hoogste top. Als ze het ultieme niet halen, trekken zij de stekker eruit en vertrekken goede spelers naar andere clubs. Voor geldschieters, veelal ondernemers, is handhaving in de top een prestige kwestie. “Het gaat bij de clubeigenaren om aanzien en de beste willen zijn. Ik ken een paar die veel geld investeren, maar afhaken als het succes uitblijft.”

Het bestuurlijke bij Hindostaanse clubs is niet overal gezond, vertelt Bainath Sah. “Een man die financiert, bepaalt. De (overige) bestuursleden hebben nauwelijks iets in de melk te brokkelen.” Een bekend fenomeen in de voetballerij in het algemeen is volgens hem dat spelers en leden van een vereniging of bond geen of nauwelijks contributie betalen en dat er veelal geen financiële ruggengraat is om tegenvallers op te vangen.