Live nieuws en radio streams uit Suriname!


Home » Surinaams nieuws » Het mislukte Kippie-pluimveeproject (5)

Het mislukte Kippie-pluimveeproject (5)

Kippie, een nieuw merk in Suriname geproduceerde kip, zou hét betaalbaar alternatief moeten worden voor het alsmaar duurder wordende stukje vlees dat vrijwel elke Surinamer graag op zijn bord heeft. Het project, een initiatief van de eigenaar van ‘De Doksenclub’ gefinancierd door Kirpalani’s, heeft ruim vijf jaar later bij wijze van spreken niet één kippenboutje geproduceerd. De zakenpartners raakten met elkaar gebrouilleerd en rechtszaak op rechtszaak volgde. Daarnaast heeft Kirpalani een strafklacht ingediend tegen de eigenaren van ‘De Doksenclub’ waar het Openbaar Ministerie geruime tijd mee bezig is en vorderingen maakt. In een serie artikelen leest u de feiten op een rij. In deze editie deel 5.

Tekst en beeld Ivan Cairo

Het ambitieuze Kippie-pluimveeproject dat voornamelijk erop gericht was de prijs van kippenvlees omlaag te krijgen, maar ook op bundeling en professionalisering bij kleinschalige producenten en op den duur Suriname weer zelfvoorzienend te maken, liep vast. Volgens consultants komt dit vanwege mismanagement bij de uitvoering.

Het financieel beheer was slecht waardoor ruim een derde van het investeringskapitaal van 3.6 miljoen US dollar dat door Kirpalani’s in het project was gestoken niet verantwoord kan worden door initiatiefnemer Gerard van den Bergh en Asha Badal die de leiding hebben bij De Doksenclub. Maar ook bij de technische uitvoering ging het mis. Onder andere werden adviezen van leveranciers van apparatuur en andere benodigdheden niet opgevolgd of niet op de juiste wijze uitgevoerd.

Canadees team

Nadat de financier de geldkraan na een jaar had dichtgedraaid omdat het project niet vorderde en nog geen enkele terugbetaling zoals contractueel overeengekomen had plaatsgevonden, werd de Canadese deskundige Ivan Bos, ingehuurd om het project technisch door te lichten. Bos, een dierenarts, is samen met zijn familie zijn hele leven actief betrokken geweest bij de pluimveesector.

Zijn vader zit er al vijftig jaar in en ook zijn broers zitten in de Canadese pluimvee industrie. In juli 2019 bezochten Bos en een team potentiële Canadese investeerders Suriname, op uitnodiging van  de voormalige directeur van Iamgold, Steve Letwin, Suriname.

‘Zij hebben herhaaldelijk aangegeven dat ondanks de goede intenties in het businessplan er veel tekort schoot aan de uitvoering en kennis. Adviezen en aanbevelingen van leveranciers werden straal genegeerd’

De Canadese investeerders waren geïnteresseerd in het opzetten van een geïntegreerde kippenboerderij in Suriname en wisten dat Kirpalani met een project bezig was. Zij maakten vervolgens contact met dit bedrijf om te praten over een mogelijke samenwerking. Deze financier wilde echter geen geld meer investeren in De Doksenclub, maar wilde wel het contact tot stand brengen met de leiding van het bedrijf als een mogelijkheid voor samenwerking of zelfs overname.

Een due diligence onderzoek was nodig om vast te stellen wat al was gedaan en waar er eventuele manco’s waren. De delegatie kreeg een rondleiding van Van den Bergh op de bedrijfslocatie en legde uit dat de onderneming een slacht- en verwerkingscapaciteit van 6000 kippen per uur zou hebben.

Bos bracht daarna meerdere bezoeken aan het bedrijf aan de Libanonweg en sprak later ook met de buitenlandse leveranciers van het Kippie project. In zijn verslag geeft de deskundige een vernietigend oordeel over de opzet en uitvoering. Er zou van alles mis zijn en het model van Van den Bergh en Badal was gedoemd te mislukken.

Het eerste punt van zorg was over een overall projectmanager en ontwerp. Volgens de deskundige zouden de meeste experts het er over eens zijn dat een vleesverwerkingsfaciliteit niet op hetzelfde terrein zou moeten staan als een kippenkweekfaciliteit. De wijze van opzet zou een gevaar kunnen betekenen voor de voedselveiligheid en gezondheid.

“De bio-veiligheidsvalkuilen van dit project zijn aanzienlijk. Belangrijke zorgpunten zijn er tussen de individuele groeifaciliteiten, aangezien er meerdere oude kippen zijn op het terrein, hetgeen kan leiden tot het uitbreken van ziekten. De mogelijkheid van besmetting bij een groeifaciliteit naar de andere is substantieel, alsook besmetting in de broederij”, stelt de consultant tevens dierenarts.

Hij stelde ook vast dat de groeifaciliteiten ondeskundig en slecht gebouwd waren. Dit zou volgens hem geresulteerd hebben in een toename van problemen bij het kweken van kippen en aanzienlijke toekomstige extra kosten een aantal maanden na aanvang van het project. Het allerbelangrijkste aandachtspunt vindt Bos de mogelijkheid van besmetting in de verwerkingscapaciteit.

Bos concludeert: “Vanwege gebrek aan vooruitziendheid ten aanzien van de bioveiligheidskwesties die er zijn in het ontwerp van het terrein, is de waarschijnlijkheid van een mogelijke voedselbesmetting erg substantieel hetgeen zou kunnen leiden tot enorme financiële verliezen. Het ontwerp van de boerderij zou de internationale veiligheids-, noch de operationele normen van een industriële boerderij doorstaan”.

In zijn rapport geeft hij hierover achtergrondinformatie hoe snel besmettingsproblemen in een voedselverwerkingsfaciliteit kunnen leiden tot grote gezondheidsproblemen voor de mens.

Verwerkingsfaciliteit

Bos stelt dat tijdens de eerste presentatie Van den Bergh had aangegeven dat in de volledig geautomatiseerde verwerkingsfaciliteit rond de 6.000 kippen per uur verwerkt zouden worden inclusief het automatisch verwijderen van de ingewanden. In zijn onderzoek en gesprekken met leveranciers concludeerde Bos dat het bedrijf slechts een verwerkingscapaciteit van 2000 kippen per uur zou hebben waarbij de ingewanden handmatig verwijderd zouden worden.

Er ontbraken belangrijke zaken aan de infrastructuur. Volgens Bos zou minimaal 400.000 US dollar aan apparatuur nodig zijn om de fabriek operationeel te krijgen voor de verwerking van 2.000 kippen per uur. Om deze capaciteit op te voeren naar 5.000 zou een aanvullende investering van 1.4 miljoen US dollar noodzakelijk zijn. “Het oorspronkelijke doel van 6000 kippen per uur was niet eens te vinden in de originele planning”, stelt de veearts.

Één van de meest belangrijke tekortkomingen in het ontwerp was het ontbreken van een afvalwaterbeheerfaciliteit en voldoende voorziening van vers water voor de verwerkingsfaciliteit. Van den Bergh had de Canadese investeerders voorgehouden dat regenwater zou worden gebruikt, maar ook water uit een put die op het terrein was aangelegd.

‘In het rapport wordt ook vermeld dat na analyse van alle bestedingen en investeringen, 1.060.805 US dollar niet kan worden verantwoord’

“Na onderzoek werd duidelijk dat dit niet toereikend zou zijn om voldoende vers water te leveren. Ik veronderstel dat de ondernemer de kwantiteit en kwaliteit van het water dat nodig zou zijn niet besefte”, stelt de deskundige. Hij legt uit dat voor de juiste verwerking van één kip 15 liter vers water nodig is, wat betekent dat de fabriek met de productie van 2000 kippen per uur, 30.000 liter water per uur nodig zou hebben.

Bij een uitbreiding naar 5.000 kippen zou dat oplopen naar 75.000 liter water per uur. De Steve Letwin informeerde bij navraag dat het ongeveer 150.000 US dollar zou kosten om de watervoorziening naar het bedrijf te brengen en de correcte leveringskanalen te activeren.

Naast de problemen ten aanzien van watervoorziening zag Bos ook tekortkomingen bij afvalwaterbeheer. Hij geeft aan dat al het water dat door de fabriek stroomt op een correcte wijze behandeld dient te worden voordat het in de omgeving wordt geloosd. Een goede afvalwater- en dierlijk afval behandelingsfaciliteit zouden onderdeel moeten zijn van het ontwerp van de fabriek. Die waren er echter niet.

Bos: “Aan Van den Bergh waren over deze kwestie vragen gesteld en zijn antwoord was dat al het afvalwater en dierlijk afval gewoon gedumpt zouden worden in de sloten en naar de achterkant van het terrein zouden stromen.” Dit resulteerde in nog meer bezorgdheid over de gezondheid van de mens en de milieuveiligheid in de omgeving.

Hierover stelt de deskundige: “Het (plan) zou zeker nooit de goedkeuring en certificatie hebben gekregen van de gezondheidsautoriteiten in Suriname vanwege de enorme milieuschade, stank en ziekte die het zou veroorzaken.”

Transportlijnen

Ook voor de sterilisatie van de transportlijnen waar geslachte kippen aan zouden worden gehangen voorzag Bos problemen. In een poging om geld te besparen had de ondernemer het apparaat om de hangers te wassen verwijderd. Verder ontbrak er een adequate planning voor ingewanden en darmen, wat extra zorgpunten voor voedselveiligheid van het eindproduct opleverde.

Dat Van den Bergh ook kippen van andere kwekerijen wilde slachten en verwerken zou een extra bio veiligheidsrisico met zich meebrengen vanwege de locatie van verwerkingsfaciliteit en de nabijheid van levende kippen die op het terrein gekweekt worden.

“Dit bevestigt nog meer het gebrek aan kennis en onwetendheid van de heer Van den Bergh van het overall bio-veiligheidsplan en algemeen erkende praktijken op een boerderij”, stelt Bos. “Samengevat, een verwerkingsfabriek van 6.000 kippen per uur met automatische evisceratie (verwijdering van ingewanden, red.) was duidelijk overdreven en onhaalbaar bij dit project”, vervolgt de consultant.

Dat er ter plekke ook een doksenverwerkingsfabriek gedraaid zou worden zou ook voor extra problemen en risico’s zorgen. De veiligheid van de producten die in de kippenverwerkingsfaciliteit zouden worden geproduceerd zou volgens Bos twijfelachtig worden.

“Na het doornemen van de documentatie, werd het duidelijk dat de heer Van den Bergh het ontwerp van een integrale industriële boerderij van deze complexiteit volstrekt had onderschat. Na uitgebreide discussies met de ondernemer werd het duidelijk dat hem aan ervaring en ook aan consultants ontbrak  om deze boerderij te bouwen op een biologisch duurzame manier. Ik ben van mening dat deze boerderij niet zou werken zoals gepresenteerd en als zodanig was het economisch model behoorlijk ontoereikend”, concludeert de deskundige.

Als deel van het due diligence proces heeft Bos gesproken met tien leveranciers in Nederland van De Doksenclub. Zij hebben herhaaldelijk aangegeven dat ondanks de goede intenties in het businessplan er veel tekort schoot aan de uitvoering en kennis. Adviezen en aanbevelingen van leveranciers werden straal genegeerd. Ook over betaling voor aankopen door De Doksenclub waren er veel klachten.

Van den Bergh zou een speciale boiler hebben laten maken, waarvan de levering, door betalingsperikelen niet plaatsvond. De fabrikant zou een aanzienlijke investering moeten plegen om de boiler aan te passen, zodat deze in Europa verkocht zou kunnen worden.

Beweringen van de ondernemer dat hij een vergunning van Cahfsa, de voedselveiligheidsautoriteit van Caricom, had om kip naar Caricom-landen te mogen exporteren bleken niet waar te zijn. Navraag bij de Cahfsa-functionarissen Gavin Peters en  Simeon Collins wees uit dat het exportcertificaat van De Doksenclub alleen van toepassing is op eenden en niet op kip.

Broodje aap-verhaal

In de samenvatting zegt de deskundige: “Concluderend kan ik stellen dat de financiële projecties gedaan aan Kirpalani als verschaffer van de schuldfinanciering, niet haalbaar waren en dat Kirpalani grof misleid werd door deze verklaringen”. In het rapport wordt ook vermeld dat na analyse van alle bestedingen en investeringen, 1.060.805 US dollar niet kan worden verantwoord.   

Tegenover de Ware Tijd noemt Van den Bergh de bevindingen van Bos “een broodje aap-verhaal”. Hij stelt dat toen de Canadees met zijn delegatie het bedrijf bezocht men zodanig onder de indruk was dat zelfs interesse getoond was het te kopen. “Ze vonden het waanzinnig. Het was allemaal top”, zegt de ondernemer.

Er werd volgens hem zelfs een bod uitgebracht, maar de koop is niet doorgegaan omdat hij erachter zou zijn gekomen dat Bos geen potentiële koper was, maar een ‘stroman van meneer Kirpalani’. Aanvankelijk werd 4 miljoen US dollar voor zijn bedrijf geboden, later verlaagd naar 2.5 miljoen US dollar en op een gegeven moment zelfs naar 1 miljoen US dollar.

Op dat moment waren de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank en Small Enterprise Assistance Funds, SEAF,  (zie kader), volgens Van den Bergh, bereid 10 miljoen US dollar in het bedrijf te steken. De Ware Tijd heeft inzage gehad in correspondentie waaruit blijkt dat Bert van der Vaart, directeur van SEAF, aan de advocaat van Kirpalani’s informatie had gevraagd over een eventuele afkoop van de uitstaande schuld van De Doksenclub voordat de mogelijkheid van financiering door de instelling werd bestudeerd.

Van den Bergh merkt op dat de samenwerking met SEAF toen niet van de grond is gekomen omdat Kirpalani ‘de boel heeft getraineerd’. Ook had hij beslag laten leggen op de onroerende goederen van het pluimveebedrijf. Volgens hem vond Kirpalani dat SEAF met hem zaken moest doen, omdat hij een hypotheekclaim op het bedrijf had en niet met leiding van De Doksenclub.

Kirpalani weerspreekt dit en laat ook middels correspondentie zien dat er een afspraak was gemaakt met SEAF voor een ZOOM-gesprek. Dit is echter niet doorgegaan. Kirpalani vermoedt dat het SEAF mogelijk informatie had ingewonnen dat Van den Bergh en Badal ondeskundig en onbetrouwbaar zijn.

Opgericht in 1989 als de private equity (eigen vermorgen) investeringspoot van de internationale ontwikkelingsorganisatie Care, ontwikkelde Small Enterprise Assistance Funds,  SEAF zich in 1995 tot een onafhankelijke organisatie die gespecialiseerd is in de ondersteuning en het beheer van investeringsfondsen gericht op groeigerichte, opkomende ondernemingen in landen die onvoldoende worden bediend door traditionele bronnen van kapitaal.