Live nieuws en radio streams uit Suriname!


Home » Surinaams nieuws » ‘Het is een verhaal van allen in het Caribisch Gebied’

‘Het is een verhaal van allen in het Caribisch Gebied’

Ange Jesserun (68) wilde al heel lang het familieverhaal van haar Surinaamse vader, Antonius Jessurun en Curaçaose moeder Angela Jessurun-Simon vastleggen. Beiden waren onderwijzer. Hoewel Angela en haar drie broers en drie zussen op het eiland zijn geboren, was ze geschokt toen ze op de middelbare school als niet-Curaçaoënaars werd aangezien, omdat ze geen woord Papiaments spraken.

Tekst en beeld Audry Wajwakana

“Dat was een mijlpaal in mijn leven waardoor ik begon na te denken over mijn identiteit. Ben ik Surinamer of Curaçaoënaar? Waar hoor ik thuis?”, zegt ze aan de Ware Tijd.  Papiaments leerde Jessurun praten tijdens haar studie in Nederland. Bij terugkeer op Curaçao volgde ze taallessen. Ze heeft zich zodanig in de taal ontwikkeld dat ze al bijna vijfentwintig jaar actief bijdraagt aan de vorming en ontwikkeling van cultureel bewustzijn en taalvaardigheid in Papiaments, met speciale aandacht voor de jeugd.

“Ik begon na te denken over mijn identiteit; ben ik Surinamer of Curaçaoënaar? Waar hoor ik thuis?”

In de afgelopen 23 jaar heeft ze diverse leerboeken in het Papiaments uitgebracht en organiseert ze al bijna 25 jaar met haar organisatie Arte di Palabra (Kunst van het woord), de succesvolle Papiamento-taal literatuurwedstrijd voor het secundair onderwijs op de ABC-eilanden (Aruba, Curaçao en Bonaire).

Sinds 2009 coördineert zij de masteropleidingen Papiamento, Engels, Spaans en Nederlands op Curaçao en later ook op Aruba, Bonaire en Sint Maarten. Dat ze vroeger geen Papiaments van haar ouders mocht spreken, ziet ze achteraf als een soort bescherming om goed in Nederlands te zijn en verder te kunnen studeren.

Ontdekkingsreis

De zoektocht naar afkomst begint vaak binnen de familie. Zo hoort Jessurun het verhaal hoe haar vader zes jaar lang op haar moeder wachtte om een relatie met haar aan te gaan. Als kind kreeg ze van de oudste zus van haar vader te horen dat ze van een Chinees afstammen. Hij vertrok van Hong Kong in 1865 naar Suriname om als contractant op een plantage te werken.

Die Chinees heette Atsjak, maar veranderde zijn naam in Jong Baw toen hij hoorde dat hij op een plantage zou werken met zwarte mensen. De naamsverandering deed hij uit angst, vertelde de tante toen. Jessurun: “Het was voor mij nooit leuk om dat verhaal steeds aan te horen. Waarom was hij bang voor zwarte mensen. Uiteindelijk trouwde hij in Suriname wel met een zwarte vrouw, de in 1859 vrijgekochte Emelia Olmtak.”

Geprikkeld door dit verhaal nam ze zich voor om ooit het levensverhaal van haar ouders en voorouders op te schrijven. Haar voornemen kon ze pas veertig jaar later verwezenlijken. Met het boek Faya Lobi en als ondertiteling ‘200 jaar vurige liefde in de diaspora’ debuteert ze als romanschrijfster.

Het verhaal is gebaseerd op feiten, herinneringen en historische documenten. De lezer wordt meegenomen op een ontdekkingsreis door de 200-jarige geschiedenis van de voorouders van het Surinaams-Curaçaose echtpaar Antonius en Angela Jessurun, met wortels die teruggaan tot Afrika, China, Duitsland en Brazilië.

“Lopend naar het werk schoot faya lobi mij te binnen, omdat dit de enige bloem is die zowel in Suriname als op Curaçao zo wordt genoemd en dezelfde betekenis heeft”

Opbouw van het boek

Een foto van haar overgrootouders kreeg ze van de jongste broer van haar vader. Op twee aparte foto’s poseerden opa Franciscus Jong Baw en oma Emelia Jong Baw-Olmtak elk individueel. Hij, gekleed in een hemd met lange mouwen en pantalon, zij in een koto met een angisa op haar hoofd.

Speciaal voor het boek zijn ze als koppel digitaal bij elkaar gebracht. Ook haar grootouders van moederskant en haar ouders, elk als koppel, zijn op de omslag verwerkt met een felrode faya lobi als achtergrond.

Het verhaal is opgedeeld in drieën. Het eerste deel gaat over de familiegeschiedenis van vader Jessurun’s familietak in Suriname, onder wie de Chinese voorvader ‘Atsjak’. Deel twee gaat over de familiegeschiedenis van moeder Angela op Curaçao, waarin de auteur de lezer meeneemt naar de geschiedenis van  invloedrijke Curaçaose plantersfamilies Specht. Tijdens de zoektocht ontdekt ze dat haar moeder Angela een afstammeling is van de plantage-eigenaar Specht, die in 1660 de plantage Koraal Specht begon.

In deel drie beschrijft Jessurun aan de hand van liefdesbrieven van haar vader aan haar moeder enkele intieme details van zijn bijna onmogelijke liefde op Curaçao. Angela’s strenge vader stond zes jaar lang de liefde tussen zijn dochter en haar geliefde in de weg. Zelfs na zijn toestemming staat het paar nog steeds voor een zware beproeving.

“Elke andere persoon had al lang een andere partner genomen, maar niet mijn vader. Dat vond ik heel bijzonder”, zegt ze. Hiermee heeft ze de titel van het boek ook gelijk verklaard. Faya Lobi staat voor vurige liefde.

Ze had eerst gekozen voor de lange titel, die nu als ondertitel is gebruikt. “Ik vond dat te lang voor een roman en probeerde een veel kortere te bedenken. Lopend naar het werk schoot faya lobi mij te binnen, omdat dit de enige bloem is die zowel in Suriname als op Curaçao zo wordt genoemd en dezelfde betekenis heeft.”

Veel informatie

Om het familieverhaal te kunnen schrijven volgde Jessurun eerst schrijversles. In 2009 volgde ze ‘Autobiografisch schrijven’. Deze training prikkelde haar toen nog niet om het boek te schrijven. Pas in 2019 toen schrijfdocent Frank Tazelaar van het literatuurfestival Wintertuin Nederland een cursus ‘Creatief schrijven’ verzorgde op Curaçao voelde ze zich geïnspireerd.

Tazelaar is oprichter en directeur van ArtEZ Hogeschool voor Kunsten in Arnhem (Nederland). Hij heeft ook een eigen uitgeverij en vanwege zijn begeleiding besloot Jessurun het boek via hem uit te geven. Het verzamelen van informatie was voor de auteur niet zo moeilijk, omdat de familie al veertig jaar wist dat ze de familiegeschiedenis wilde opschrijven.

Ze kreeg van verschillende kanten informatie. Gezien de grote hoeveelheid, waaronder oude familiefoto’s, kon ze niet alles in het boek verwerken. Hiervoor heeft ze op haar website artedipalabra.com, waar ze informatie deelt over de Papiaments schrijfwedstrijden, ook een categorie ‘Faya Lobi’ aangemaakt.

Diverse mensen zeggen haar dat ze teveel van het verhaal weggeeft. “Voor mij is het van belang dat ik het verhaal deel. Het is niet alleen mijn verhaal, maar van allen in het Carïbisch gebied die van alle hoeken van de wereld bij elkaar zijn gekomen. Soms gedwongen, maar ze hebben een nieuw volk gevormd door kinderen met elkaar te krijgen”, redeneert ze.

Wat op haar het meest indruk heeft gemaakt bij haar zoektocht, was de hoeveelheid aan informatie die ze vond van de Europese voorouders tot zelfs 1660. Van de Chinese en tot slaafgemaakte voorouders kon ze niet veel vinden. “Die ongelijkheid viel op.”

Presentatie

Faya Lobi is vorig jaar november op Curaçao uitgekomen. De auteur heeft zowel daar als in Nederland boekpresentaties verzorgd. Suriname is nu aan de beurt. Dat gebeurde zaterdag in het Nationaal Archief Suriname. Bij die gelegenheid is de schrijfster door Neerlandicus Jerry Dewnarain geïnterviewd.

Woensdag aanstaande bespreekt ze het boek, waarvan de vierde druk recent is verschenen, tijdens de maandelijkse bijeenkomst van Schrijversgroep ’77 in Tori Oso. Later dit jaar komt een versie Papiaments uit. Ook is een podcast in voorbereiding.

“Door het boek heb ik mensen met wie ik lang geen contact had weer ontmoet. Maar ook ‘vreemden’ komen op me af om hun verhaal te delen. Aan mijn uitgever zei ik dat ze worden ‘gefayalobiseerd’. Mensen lezen het boek en leven mee”, zegt ze lachend.