door Ivan Cairo
PARAMARIBO — De commissie BTW heeft schriftelijk bij minister Stanley Raghoebarsing van Financiën en Planning enkele knelpunten in de onlangs aangepaste BTW-wet aangekaart en daarover aanbevelingen gedaan. De wetswijziging waarmee de belasting over de toegevoegde waarde (BTW) voor een aantal zaken, waaronder brandstof, is verhoogd van 5 naar 10 procent en weer andere worden vrijgesteld, is per 1 oktober van kracht.
In haar brief van 14 september stelt de commissie dat de vrijstelling, die wordt gegeven aan bepaalde prestaties onder artikel 5 van de BTW-wet, geen recht geven tot verrekening van voorbelasting. “Aangezien de goederen en diensten, waarop die voorbelasting drukt, niet worden gebruikt voor belaste handelingen.”
De commissie is door Raghoebarsing op basis van de BTW-wet bij beschikking benoemd en eind juli aangesteld. Ze bestaat uit vertegenwoordigers van de overheid, vakbeweging en het bedrijfsleven. Stanley Esajas van de Kamer van Koophandel en Fabrieken is voorzitter, terwijl Dayanand Dwarka en Patrick Behareea erin zitten namens de vakbeweging. De andere leden zijn Rabin Soechit (Vereniging Surinaams Bedrijfsleven), Graciëlla Chin-A-Foeng-Hardjopawiro (Economische Zaken, Ondernemerschap en Technolohische Innovatie), Nicole Deira (Associatie van Surinaamse Fabrikanten) en A. Biharie (Centraal Landsaccountantsdienst).
Neutraliteit
De commissie geeft aan dat indien de ingebruikname van de ingekochte goederen en diensten verschilt van de oorspronkelijke intentie volgens de wet, de ten onrechte verrekende voorbelasting door de ondernemer moet worden terugbetaald aan de Belastingdienst. Verder merkt ze op dat de van januari tot oktober dit jaar verrekende voorbelasting op bedrijfsmiddelen die zijn gewijzigd van “belast naar vrijgesteld” in zijn geheel of voor 80 tot 90 procent moet worden terugbetaald aan de fiscus. Voor rijstbedrijven bijvoorbeeld die dit jaar gereedschappen hebben aangeschaft, geldt door de wetswijziging dat van alle voorraden en bedrijfsmiddelen “die nog op hun balans staan” op 1 oktober de kostprijs wordt verhoogd.
De commissie noemt het een basisprincipe dat bij BTW voorbelasting in handelsstromen en productieketens verrekenbaar moet zijn en uitzonderingen vrij beperkt moeten worden toegepast en uitgelegd. Dit is nodig om de neutraliteit van de belasting te beschermen. Die neutraliteit is volgens haar het “essentiële verschil tussen BTW en overige accijnzen en omzetbelastingen”.
Toegevoegd wordt dat die neutraliteit betekent dat de belasting niet drukt op kostprijzen en de prijsvorming ook niet moet beïnvloeden. “Verschuivingen tussen vrijgesteld en belast – ongeacht het tarief – zijn dus geen simpele beleidskeuzes, maar structuurveranderingen in de BTW”, aldus de commissie. De neutraliteit is nodig om te bereiken dat binnenlandse productie op gelijke voet kan concurreren met importproducten of niet onnodig belast wordt bij export.
Inbreuken
Volgens de commissie is er sprake van onnodige belasting bij onder meer accijnzen. Ontheffingen en opschortingen bij import lossen dit probleem niet op. “Aangezien ze alleen van toepassing zijn op importen en daardoor de binnenlandse handel in vergelijkbare of tweedehandse goederen benadelen.”
Aan de minister wordt gezegd dat importvrijstellingen in wezen een importpreferentie creëren die schadelijk zijn voor de binnenlandse productie. “Deze ingrepen zijn ernstige verstoringen van het BTW-systeem die niet mogen bestaan.”
De commissie constateert dat op verschillende plaatsen in de eerder goedgekeurde BTW-wet dergelijke ‘inbreuken’ voorkomen. Deze verstoringen zijn zelfs verergerd in de initiatiefwet van de assembleeleden Ronny Aloema en Evert Karto, die uiteindelijk door het parlement is goedgekeurd.
De commissie zegt het Internationaal Monetair Fonds te hebben medegedeeld dat “deze inbreuken op neutraliteit niet kunnen worden toegestaan. Ze zijn een ernstige inbreuk op het systeem van de belasting en beschadigen het Surinaams bedrijfsleven, met name de Surinaamse productie.” Fundamentele wijzigingen in de wet die de regering heeft aangekondigd moeten “niet op grillige wijze worden toegepast op het Surinaamse bedrijfsleven.”
De aangekondigde wijzingen bieden weinig soelaas aan lokale producenten van nieuwe, vrijgestelde goederen aangezien zij op 1 oktober aanpassingen moeten doen op grond van de kostprijsverhogingen die zijn ingevoerd door de wetswijziging. “Wij adviseren u daarom om hangende de evaluatie van de BTW-wet en de samenstelling van gedegen wijzigingsvoorstellen dringend de Belastingdienst op te dragen, zo nodig op grond van artikel 69, alle leveringen van Surinaamse productiebedrijven te bestempelen als belaste handelingen in de zin van artikel 3 van de wet.” De commissie meent dat voor handelsbedrijven verdere wijzigingen zullen moeten worden aangehouden totdat de evaluatie van de wet is afgerond.
De commissie stelt dat importvrijstelling in wezen een importpreferentie creëert die schadelijk is voor de binnenlandse productie. “Deze ingrepen zijn ernstige verstoringen van het BTW-systeem die niet mogen bestaan.”