Live nieuws en radio streams uit Suriname!


Home » Surinaams nieuws » Brand in de stad

Brand in de stad

Leren van geschiedenis 71

Afgelopen vrijdag ontaardde de protestacties tegen de regering in geplunder, wat grote financiële gevolgen heeft voor de winkeliers met zaken in de stroom van de vernielingen die de relschoppers met zich meevoerden. Daarvóór werd het DNA-gebouw bestormd en vele ruiten ingegooid. Onderweg naar de markt werd een auto van een journalist in brand gestoken. In de verhitte situatie die was ontstaan probeerden enkele nog wat extra olie op het vuur te gooien.        

Inmiddels heeft directeur Roseline Daan van Cultuur ook haar afschuw uitgesproken over het feit dat enkel criminelen geprobeerd hebben om het Hoekhuis in brand te steken. Het is van belang om het algemeen publiek er steeds op te wijzen dat dit pand, en de andere historische gebouwen in de binnenstad van onschatbare waarde zijn. Ze maken deel uit van ons cultureel erfgoed, leren ons veel over onze geschiedenis en zijn een genot om naar te kijken. Voor alle Surinamers, maar ook voor toeristen, voor wie die historische binnenstad een trekpleister is. 

Zelf was ik nog het meest geschokt door de onwetendheid van de brandstichters. Ze hebben er geen benul van wat ze hadden kunnen aanrichten.

Het probleem van branden

Huizen in Suriname werden vroeger van hout gebouwd. Dit levert extra brandgevaar op, zeker als de panden ook nog eens bedekt zijn met houten walaba-singels. Daarom werd dat in de binnenstad verboden, en werd stenen dakbedekking geadviseerd. De brandweer heeft altijd in een moeilijke positie verkeerd. Er was onvoldoende materiaal om grote branden effectief te blussen. Daarom zal het ook niet verbazen dat veel belangrijke steden in de achttiende eeuw desastreuze branden hebben doorstaan. Vaak was het behelpen met het doorgeven van leren emmertjes met water, of een klein formaat brandspuiten. Het niet effectief zijn van de brandweer leidde ertoe dat er goed op gelet werd dat er geen branden ontstonden, daarvoor was de nachtwacht ingesteld. En in 1779 werd er een boekje gedrukt met daarin instructies voor de nachtwacht en de brandweer. Deze waren helaas weinig effectief.      

Eerdere branden

De grootste brand die Suriname heeft getroffen, ontstond eind januari 1821, ook bij het Hoekhuis. Er werden koeken gebakken op het achtererf, de vlam sloeg in de pan en de noordoostpassaat tijdens de droge tijd joeg de wind aan. Uiteindelijk zijn er 451 panden verloren gegaan. Het hielp niet dat vlak achter de prachtige façaden van de Waterkant er veel opslagruimten waren met touw en teer, wat extra toevoegde aan de snelle verspreiding van de vuurzee. Deze materialen waren bedoeld om de schepen die aan de rede lagen te repareren.

Opmerkelijk is, dat er niet alleen rijke mensen woonden in de verloren gegane buurt. Vanaf de groei van de stad, zo rond 1750, leefden rijk en minder rijk door elkaar, ook voormalige slaven hadden daar huizen in bezit. De eigenaren betaalden belasting en daarvan zijn lijsten aangelegd, zodat onderzocht kan worden wie waar woonde en hoeveel huurwaarde zij over hun pand afdroegen. Op de lijsten vinden we gemanumitteerde slaven, negers en mulatten, vooral vrouwen. Zij erfden regelmatig huis en perceel van degene die ze had vrijgekocht. Dat eigendom van voormalige slaven verloren ging, speelde zeker mee in de reactie op de volgende grote brand, van 1832. Negen jaar had men zich ingezet om de stad weer op te bouwen en te bekomen van deze ramp, toen een andere brand Paramaribo trof.

Codjo Mentor en Present

Deze was op het Vaillantsplein aangestoken door een groep slaven die weg wilde lopen. Om diefstal van voedsel te maskeren, stichtten ze een klein vuur, dat weldra uitgroeide tot een nieuwe ramp. Wederom gingen 51 huizen verloren. Van dit gebeuren zijn ooggetuigenverslagen bijgehouden, ook van de rechtszaak tegen de gearresteerden. We weten allemaal hoe het drie van hen is verlopen. Maar uit de totale groep zijn ook anderen ter dood gebracht, of hebben levenslange dwangarbeid opgelegd gekregen. Codjo, Mentor en Present, die als de aanstichters werden beschouwd, werden opgesloten in Fort Zeelandia. Voor hun terechtstelling werden ze nog gedoopt door een katholieke priester, waarna ze levend werden verbrand op de plaats waar de brand begonnen was. Tegenwoordig staat daar een plaquette en worden zij herdacht als vrijheidsstrijders. Een element van verzet zat zeker in hun acties, maar tegelijkertijd moeten we de aangebrachte schade niet onderschatten. Niet alleen blanken vervielen tot de bedestraf door het verlies van have en goed. Ook andere inwoners van de stad hebben eronder geleden.

Toen waren deze branden een ramp, elk verlies van historische panden in de binnenstad is te betreuren. En als er afgelopen vrijdag een grote brand was ontstaan, zou ook dat een enorme ramp zijn geweest.   

Hilde Neus

Afbeelding: Brand ontstaan op het achtererf van het Hoekhuis, 1821.

Naar een aquarel van G. Mabé