Live nieuws en radio streams uit Suriname!


Home » Surinaams nieuws » BESCHOUWING — Surinaamse crisis en mennonietenbeleid

BESCHOUWING — Surinaamse crisis en mennonietenbeleid

President Chandrikapersad Santokhi verklaarde onlangs in DNA dat een ondernemer de regering heeft gevraagd om een groep mennonieten toe te laten in Suriname ten behoeve van de agrarische sector. In een krant staat echter dat de regering de beslissing reeds heeft genomen om vijftig families toe te laten. Uitgaande van de grootte van een mennonietenfamilie mag aangenomen worden dat het om minstens tweehonderd mensen gaat.

Tekst Kenneth Sukul

Beeld dWT archief

Volgens de president zouden hun activiteiten moeten leiden tot productieverhoging en deviezen besparing. Hij zei ook dat het toelaten van vreemdelingen eveneens bekeken moet worden tegen de achtergrond van het besluit van de Caricom om de import van voedsel met een kwart te verlagen. Ook verwees de president naar de financieringsfondsen die de regering heeft gecreeerd om de productie te bevorderen.

Buitenlanders vetmesten

Suriname is niet in staat gebleken om sinds de onafhankelijkheid in 1975 genoeg vreemde valuta te verdienen om zijn consumptie te betalen en verkeert daardoor in een permanente crisis . Het land heeft een arbeidspotentieel van ruim 265.000 van wie 145.000 daadwerkelijk werken.

Bijna alle suppermarkten en de totale houtsector zijn in handen van vreemdelingen. Daarbij ‘exporteren’ ze alle verdiensten, terwijl ze van alle openbare diensten gebruik maken die het land ook nog deviezen kosten’

Van hen zitten 65.000 bij de overheid, 20.000 in de goud-, hout-, rijst-, olie- en dienstensector en 60.000 in de informele sector. Op dit moment zit het land op het diepste punt van de crisis. Om het tij te keren is het van belang dat er in hoog tempo arbeidsplaatsen worden gecreëerd in de exportproductie. Concreet gaat het om ruim 70.000 arbeidsplaatsen (inclusief overbodige ambtenaren).

In de mijnbouw zouden er 35 bedrijven als Staatsolie en Newmont daarvoor nodig zijn. Dat zou bij elkaar ruim eenentwintig miljard US dollar aan investeringen kosten. Zou dat in de agrarische sector gebeuren is er minimaal twee miljard US dollar nodig. Hoe kunnen mennonieten en anderen dit vraagstuk oplossen voor Suriname?

Immers, zij zullen precies datgene doen wat de Surinamers zouden moeten en kunnen doen. Het resultaat van dat beleid is zichbaar in de detailhandel en de houtsector. Bijna alle suppermarkten en de totale houtsector zijn in handen van vreemdelingen.

Daarbij ‘exporteren’ ze alle verdiensten, terwijl ze van alle openbare diensten gebruik maken die het land ook nog deviezen kosten. Het resultaat van dat beleid is dus meer werklozen en toename in het tekort aan vreemde valuta.

Investeerders

Het wachten op en stimuleren van particulieren en buitenlandse inversteerders om arbeidsplaatsen in de exportproductie te creëren zoals wordt bepleit door de deskundigen is in de afgelopen achtenveertig jaren sinds de onafhankelijkheid gebleken, verloren tijd te zijn geweest.

Investeerders investeren in een land om geld te verdienen voor hun aandeelhouders. Zo gauw er niets meer te halen valt vertrekken ze. Alcoa is daarvan een goed voorbeeld. In een land als Suriname met een kleine interne markt en gebrek aan specifieke kennis valt er niet veel voor hen te halen.

Waarom zouden ze naar Suriname komen terwijl landen als Brazilië alles bieden dat winst garandeert? Wat Suriname nu nog interessant houdt zijn de grondstoffen goud, hout en olie. Echter haalt Suriname, naast de marginale arbeidsplaatsen, bitter weinig uit die investeringen. Daarbij wordt de milieuschade niet eens in beschouwing genomen.

Goede voorbeelden daarvan zijn Cambior/IamGold en Newmont . Met een goudvoorraad van 165.000 kg (minimaal 5 miljard US dollar) en een bijdrage van 300 miljoen US dollar in de bouwkosten van SurGold/Newmont, kon Suriname slechts 25 procent aandeel verwerven zonder zeggenschap in de bedrijfsvoering.

Newmont die met slechts 270 miljoen inkwam kreeg echter 75 procent aandeel en alle zeggenschap in en buiten het bedrijf. Intussen is de verwachting dat de goudprijs, die in 2004 nog 400 US dollar per troy ounce was zal stijgen van 2.000 US dollar naar 3.000 US dollar op korte termijn. Hoe de situatie van de olie op zee er uitziet is nog steeds geheim voor de gemeenschap.

Alle investeringen die Suriname nog drijvende houden zijn door de staat gepleegd. De meeste, als het om land- of bosbouw gaat, vinden hun oorsprong in het vijf- en tienjarenplan van de jaren zestig. De overheid zou die rol weer moeten oppakken.

Voor zij die beweren dat de overheid geen ondernemer moet spelen, mogen Staatsolie en vooral de Hakrinbank het bewijs zijn van het tegendeel. Hoe zou Suriname op dit moment er uit zien zonder eigen voedselproductie en Staatsolie? Zou Suriname er niet beter voorstaan als tenminste het Staatsolie model ook bij Surgold was toegepast in 2011?

Succes op kort termijn

In de jaren zestig werd nog melk in het riool gedumpt bij de Melk Centrale Paramaribo, omdat die niet verwerkt kon worden. In 2014 werd met een krediet van elf miljoen US dollar in India een melkbedrijf gekocht om verder lozen van melk te voorkomen. Waarom staat het bedrijf er nu, negen jaar later, nog steeds niet ?

De melkveesector zou op dit moment met de bestaande infrastructuur, een dagelijkse productie van 100.000 liter melk kunnen realiseren met meer dan 1000 melk- en slachtvee bedrijven. Het enige waarvoor de regering zou moeten zorgen zijn grasbedrijven. Daarmee zou Suriname ook zijn afspraken met Barbados (schapenproject) kunnen nakomen.

Van de 54.000 ha padie areaal in het land wordt maar 20.000 ha per seizoen ingezaaid. Dit gebeurt ondanks dat de sector vanaf 2018 over 30 miljoen US dollar van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank beschikt om de sector op te krikken. Van de 6300 padiboeren in 1985 zijn er nog maar 1200 over.

Het grootste probleem dat de sector ervaart is de marginale winst. Bij een seizoenverlies raken vooral de grotere bedrijven daardoor failiet. De middenstands en grote bedrijven staan daardoor meer dan tien jaren ‘braak’.

‘De melkveesector zou op dit moment met de bestaande infrastructuur, een dagelijkse productie van 100.000 liter melk kunnen realiseren’

Thailand kon ‘s werelds grootste rijstexporteur worden omdat het zijn boeren minimale winst garandeerde. Door de hoge inzaai neemt de efficiëntie toe. Terwijl bij stijging van de vraag naar rijst en daarmee de wereldmarktprijs, geprofiteerd kan worden daarvan door de bestaande voorraden .

Naast deze twee subsectoren zijn er nog de pluimvee-, bacoven- , vis-, groeten- en fruitsector die met minimale investeringen hun productie en daarmee hun financiële opbrengsten kunnen verdubbelen. Voorwaarde daarvoor is mechanisering van de productie, moderne verwerkingsindustrieën en goede wil.

Financiering geen probleem

Financiering van wat hierboven is gesteld hoeft geen probleem te zijn. De regering kan hetzelfde beleid (OMO) dat zij bij de banken heeft uitgevoerd, hier toepassen. Hierdoor zullen de miljarden SRD’s worden terugverdiend en zal ontwikkeling voor de totale bevolking merkbaar zijn.

Daarboven heeft de regering vanwege de hoge goud- en olieprijzen, meer dan 1.5 miljard ontvangen tussen 2020 en 2022. Dat geld is nergens aan uitgegeven dus kan het als nog aangesproken worden om duurzame ontwikkeling, ook in Kwamalasamoetoe, op gang te brengen.-