Live nieuws en radio streams uit Suriname!


Home » Surinaams nieuws » ANALYSE — Van Newmont naar Oppenheimer en terug

ANALYSE — Van Newmont naar Oppenheimer en terug

De buitenlandse miljardenschuld hangt als een molensteen om de nek van bankroet Suriname. De hulp van het IMF is ingeroepen met alle harde bezuinigingen en verarming van het volk als gevolg. Indien Suriname het ‘Staatsoliemodel’ had toegepast bij de overeenkomst met goudmultinational Newmont, dan was het al deze ellende bespaard gebleven. Per saldo heeft Newmont het Surinaamse volk juist geld gekost, concludeert Kenneth Sukul op basis van gedegen cijferonderzoek.

Tekst Kenneth Sukul
Beeld Surgold LLC

Onlangs heeft Suriname gesproken met de vertegenwoordigers van obligatiehouders die via Oppenheimer & Co Inc., 550 miljoen en 125 miljoen US dollar aan ‘schuldpapieren’ hadden gekocht. Deze zou Suriname in 2023 en 2026 moeten terugkopen door vooraf afgesproken aflossingen per kwartaal en met een jaarrente van respectievelijk 9,25 procent en 9,87 procent en bij niet op tijd aflossen 13,5 procent.

De gesprekken zijn gevoerd om tot een betalingsregeling te komen. Suriname had in eerste instantie voorgesteld dat de obligatiehouders afstand zouden doen van 70 procent van het geleende bedrag. Maar dat werd geweigerd. In 2012 tekende Suriname een overeenkomst met Newmont om in het Nassaugebied, bekend als de Merianmijn, goud te exploiteren.

 Als Newmont in 2004 besluit te investeren in de Merianmijn, is de wereldmarktprijs voor goud onder 500 US dollar per troy ounce. Hoe kan de kostprijs in 2016 vanaf de start 1.250 US dollar per troy ounce zijn?

Overeengekomen was de staat voor 25 procent aandelen mocht kopen in het intussen opgerichte Newmont NV, zonder inspraak in de bedrijfsvoering. Hiervoor zou Suriname met 300 miljoen US dollar moeten inkomen. Eerder was in 2008 afgesproken dat het om 15 procent aandelen gaat. Op dat moment verklaarde de oppositie, de Megacombinatie (lees: NDP), dat de overeenkomst een ‘uitverkoop van Suriname’ was.

Indien de Megacombinatie aan de macht zouden komen, dan zou zij 50 procent aandelen eisen óf het ‘model-Staatsolie’ in uitvoering brengen. Staatsolie werd in 1981 onder leiding van Eddy Jharap met 250.000 US dollar opgestart en is intussen meer dan een miljard US dollar waard. Hierbij moet vermeld worden dat alle winsten in Suriname blijven, terwijl in het geval van Newmont slechts 25 procent van de ‘winst’ achterblijft.

Investeringen

Volgens de Grondwet zijn alle natuurlijke hulpbronnen eigendom van het volk van Suriname en dienen ingezet te worden voor de ontwikkeling van het land. Dat betekent in dit geval dat als Suriname toestemming verleent om goud te exploiteren en daarin wil participeren, het gouderts (160.000 kg) als inbreng van Suriname moet dienen. Immers het goud was op dat moment minus productiekosten 5 miljard US dollar waard.

Surinamers hebben onder leiding van Suralco-directeur Henk Ramdin vanaf 1987 tot 2009 de veel moeilijkere productie van aluinaarde gedaan en de Rosebelgoudmijn is vanaf 2003 operationeel. Onder leiding van Jharap is Staatsolie opgezet. Suriname had Newmont dus niet nodig om het goud te mijnen. Nu betaalt het land mee voor de investerings- en productiekosten, heeft geen invloed op de bedrijfsvoering, geen inzicht in de kosten en krijgt het slecht 25 procent van zijn goud.

Bij het tekenen van de overeenkomst in 2014 door regering-Bouterse zou Suriname geen geld hebben om te betalen voor de aandelen. Daarom werd besloten om de aankoop door Staatsolie te laten doen. Uit tabel 1 blijkt dat Suriname vanaf 2010 tot 2016 per jaar gemiddeld 771 miljoen US dollar (in totaal 4,6 miljard) meer had geëxporteerd ten opzichte van 2009.

Uit dezelfde tabel blijkt dat er in dezelfde periode gemiddeld 522 miljoen US dollar per jaar meer (in totaal ruim 3,1 miljard) is geïmporteerd. Uit de tabel blijkt ook dat de normale jaarlijkse importen niet boven 1,4 miljard US dollar kwamen. In die periode hebben maar twee grote investeringen plaatsgevonden: uitbreiding van de Staatsolieraffinaderij (2012) en de bouw van de Merianmijn (2014). Beide uit eigen bedrijfsmiddelen.

Dat betekent dat deze investeringen niet zijn betaald met US dollars uit de exporten van 2010 tot 2015. Er zou dus per 2015 bij de Centrale Bank van Suriname (CBvS), totaal 4,1 miljard US dollar moeten liggen: 1 miljard reserve van 2010 en 3,1 miljard aan export-import. Er was dus geen sprake van gebrek aan geld. Waarom is het Staatsoliemodel niet uitgevoerd? Suriname zou in de afgelopen zes jaar bij elkaar 2,9 miljard US dollar netto hebben verdiend.

Meerkosten

In 2016 maakte de regering-Bouterse bekend dat zij dringend geld nodig had voor Staatsolie, die door het betalen van de Newmont-aandelen in ernstige financiële problemen zou zijn geraakt. Haar voortbestaan kwam in geding. Staatsolie had in 2009 besloten om de raffinaderij te Dijkveld uit te breiden zodat ze ook diesel en gasoline kon produceren.

In februari 2012 werd een billboard onthuld waarop stond dat deze uitbreiding 700 miljoen US dollar zou kosten. Uiteindelijk werd dat twee jaar later bij de oplevering 1,2 miljard US dollar. Een ‘meerkosten’ van een half miljard ofwel 71 procent! Volgens deskundigen zouden voor dat bedrag wel twee raffinaderijen en een goudmijn gebouwd kunnen worden.

Immers bij de bekendmaking van de goudvoorraden in de concessie stegen de aandelen van Newmont in waarde terwijl Suriname nul US dollar overhield. Bovendien schrijft Newmont de investering ook nog af

In het jaarverslag 2016 van de CBvS staat dat Staatsolie 285 miljoen US dollar had ontvangen van de staat uit de lening van Oppenheimer datzelfde jaar. Maar volgens het jaarverslag van Staatsolie was dat 20 miljoen minder. In 2020 verklaarde assembleelid en ex-vicepresident Ashwin Adhin dat Staatsolie 327 miljoen US dollar had ontvangen uit de Oppenheimerlening.

De toenmalige minister van Financiën en Planning, Armand Achaibersing, verklaarde in De Nationale Assemblee dat Staatsolie 337 miljoen US dollar had terugbetaald in mei 2018. Terwijl de CBvS in haar jaarverslag van dat jaar een terugbetaling van 261,5 miljoen US dollar vermeldt.

Het is wonderbaarlijk dat Staatsolie, die in 2016 nog in de gevarenzone verkeerde, binnen anderhalf jaar, bij gemiddelde bruto-inkomsten van 450 miljoen US dollar per jaar aan al haar verplichtingen (aflossen van lening, belastingen en dividend) kon voldoen en de staat nog 261 of 337 miljoen US dollar kon terugbetalen.

Investering Newmont

Volgens informatie uit de media had Newmont in 2004 het concessiegebied van Suralco overgekocht voor 25 miljoen US dollar. Op dat moment was de goudprijs onder de 500 US dollar per troy ounce. Cambior (voorloper van Rosebel) startte bij 350 US dollar per troy ounce. In 2012, bij de ondertekening van de overeenkomst door toenmalig minister Jim Hok van Natuurlijke Hulpbronnen, was de wereldmarktprijs 1.250 US dollar voor een troy ounce.

Bij de aanbieding van de haalbaarheids- en milieustudie maakte Adriaan van Kersen van Newmont bekend dat het bedrijf 270 miljoen US dollar zou investeren in het project. Bij de ingebruikname van het bedrijf in 2016 werd gemeld dat de bouwkosten 150 miljoen US dollar minder waren dan begroot.

In het jaarverslag 2016 van de CBvS staat dat Newmont “tussen” de 750 miljoen US dollar en 825 miljoen US dollar had geïnvesteerd in Newmont. Waarom weet de CBvS het exacte bedrag niet? Onlangs werd de Rosebelmijn, dat door Cambior voor 85 miljoen US dollar was gebouwd, door Iamgold aan Zijin verkocht voor 265 miljoen US dollar.

Als het bedrag van de CBvS als investeringskosten van Staatsolie wordt genomen (285 miljoen US dollar), dan heeft Staatsolie respectievelijk 38 procent of 34 procent van de investeringskosten betaald en daarvoor maar 25 procent van de aandelen gekregen! Daarbij wordt de besparing  van 150 miljoen US dollar buiten beschouwing gelaten.

Suriname benadeeld

Door de goudvoorraden van 160.000 kg (5 miljard US dollar) in de grond niet als kapitaal te beschouwen, is Suriname ernstig benadeeld. Immers bij de bekendmaking van de goudvoorraden stegen de aandelen van Newmont in waarde, terwijl Suriname nul US dollar overhield. Bovendien schrijft Newmont de investering ook nog af. En daarvan zien wij niets terug in de verslagen van Staatsolie.

Bij een levensduur van twintig jaar is dat 42 miljoen US dollar per jaar. Ook met de kostprijs wordt Suriname bedrogen. Als Newmont in 2004 de beslissing neemt om te investeren in het project, is de wereldmarktprijs onder 500 US dollar per troy ounce. Hoe kan de kostprijs vanaf 2016 (bij de start) 1.250 US dollar per troy ounce zijn, gelijk aan de wereldmarktprijs? Hoe kan de kostprijs in die tussentijd met bijna 500 procent stijgen? Suriname wordt hier gewoon bedonderd.

Tijdens de onderhandelingen met de regering in 2009 was de wereldmarktprijs nog 900 US dollar per troy ounce. (Dat terwijl Cambior zes jaar eerder startte bij een wereldmarktprijs van 350 US dollar per troy ounce.) Dus de kosten voor een troy ounce kunnen onmogelijk boven de 500 US dollar liggen. Hoe kan Suriname na bijna twintig jaar nóg niet weten wat de kostprijs van een troy ounce is? Of wil men dat niet weten?

Naast de benadelingen moeten ook de gevolgen daarvan meegenomen worden: de schuld van Oppenheimer van 850 miljoen US dollar, een op hol geslagen koers (1:40), vertrek van kader en een armoedegrens van boven de SRD 14.000. Per saldo heeft Newmont het Surinaamse volk juist geld gekost. Zijn wij naast verkocht ook niet bedrogen?

Onlangs verklaarde president Santokhi dat Suriname niet meer met Oppenheimer, maar met een vertegenwoordiging van de obligatiehouders onderhandelt. Waarom mag het volk van Suriname niet weten wie de obligatiehouders zijn? In Argentinië, dat een schuld van meer dan 63 miljard US dollar had bij obligatiehouders, weten zelfs de mensen in het bos wie dat zijn.

Als het hier, onder onze ogen, zoveel gerommeld wordt met onze rijkdommen en cijfers van beleidmakers, CBvS en Staatsbedrijven (zie rapport Energie Tarieven Commissie), wat zal er straks niet op zee gebeuren? Waarom zijn de overeenkomsten met oliemultinationals nog steeds niet toegankelijk voor het volk?.