Live nieuws en radio streams uit Suriname!


Home » Surinaams nieuws » Advocaten verlenen geen kosteloze rechtsbijstand meer

Advocaten verlenen geen kosteloze rechtsbijstand meer

“Advocaten kunnen het zich niet langer permitteren de staat Suriname voor te financieren”, zegt Elleson Fraenk, de deken van de Surinaamse Orde van Advocaten (Sova). Ze doelde op het lage tarief – SRD 75 per zaak – dat de regering aan advocaten betaalt en het feit dat zij bovendien soms wel vijf jaar moeten wachten op betaling. Dit alles is aanleiding geweest voor de Sova om vanaf 1 juli 2023 geen kosteloze rechtsbijstand meer te verlenen aan minderbedeelde rechtzoekenden.

Tekst Wilfred Leeuwin

Beeld rechtspraak.sr

Fraenk zegt met teleurstelling deze kwestie wederom, zoals bij eerdere officiële gelegenheden, te hebben aangekaart bij de opening van het nieuwe zittingsjaar van het Hof van Justitie. Het stoppen van het verlenen van de rechtsbijstand aan rechtzoekenden gebeurt volgens haar in extreme gevallen, zoals nu.

“De Sova vraagt zich in gemoede af of de overheid de toegang tot recht van de burger wel serieus neemt”

Sova-deken Elleson Fraenk

Het verbaast de Sova dat de overheid zich dit besluit niet aantrekt en niet met een oplossing komt. “Integendeel, de overheid schijnt er niet wakker van te liggen. Geen enkele paniek, geen enkele urgentie, terwijl de staat Suriname nu al drie maanden fundamentele mensenrechten schendt”, zegt de deken.

Kosteloze rechtsbijstand aan burgers die de proceskosten niet kunnen betalen, vloeit voort uit het grondwettelijke en internationale recht dat eenieder recht heeft op een eerlijk rechtsproces. In vooral civiele en strafzaken komt het voor dat de rechtszoekende hulp of bijstand nodig heeft van een opgeleide jurist of advocaat. De staat betaalt of subsidieert dan de kosten.

Niet begroot

De Sova heeft na onderzoek dit probleem in kaart gebracht. Gebleken is dat de specifieke begrotingspost waaruit advocaten, die bijstand verlenen aan minderbedeelden, moeten worden  betaald niet meer op de landsbegroting voorkomt. Advocaten moeten worden betaald uit een algemene pot ‘Sociale uitkeringen’, waaruit ook bijvoorbeeld ziekenhuisbezoek van arrestanten moet worden bekostigd. Vorig jaar stond nog SRD 1 miljoen op de begroting.

Fraenk stelt dat in dat jaar naar schatting 2.500 gevallen zijn opgebracht voor kosteloze rechtsbijstand, met een maximale vergoeding van SRD 100 per zaak. Dit alleen zou de staat al SRD 1,5 miljoen kosten. “Dus het bedrag op die post is niet eens genoeg voor het aantal toevoegingen, laat staan al de andere zaken die vanuit die pot moeten worden betaald. De Sova vraagt zich in gemoede af of de overheid de toegang tot recht van de burger wel serieus neemt”, zegt ze.

Intussen heeft minister Kenneth Amoksi van Justitie en Politie bij beschikking van 2 augustus het tarief voor een civiele zaak gebracht naar SRD 202 na de eindbeslissing van de rechter. Dit betekent dat, zolang er geen eindbeslissing is in een zaak, de advocaat niet mag declareren. Dit ondanks het aantal keren dat die bij een rechtszitting is geweest, het schrijfwerk dat gepaard gaat met een zaak, bezoeken aan en gesprekken met de cliënt en kantoorkosten. “Op die manier kan het voorkomen dat de advocaat pas na anderhalf jaar, soms tot zelfs vijf jaar die SRD 202 voor een zaak mag declareren.”

(lees verder onder de afbeelding)

[Beeld: Sova]

Concept staatsbesluit

Voor dit jaar is op de begrotingspost ‘Sociale uitkeringen’ SRD 5 miljoen opgebracht. Afgaande van de cijfers die het Hof van Justitie bijhoudt over het aantal zaken, kan het zijn dat er dit jaar bijna 850 civiele toevoegingen zullen zijn. Uitgaande van de SRD 202 per zaak, zal voor de civiele toevoegingen alleen meer dan een derde van het totaal beschikbare bedrag nodig zijn. Straftoevoegingen zijn er veel meer.

Behalve dat het bedrag op de sociale post te laag is, is nu ook gebleken dat de minister van Justitie en Politie niet de bevoegdheid heeft deze verhoging door te voeren. “Dit moet op regeringsniveau, maar dat schijnt niet van de grond te komen”, zegt Fraenk. Sinds de vorige regering circuleert een concept staatsbesluit dat de bedragen zou moeten aanpassen. Daarin zijn de genoemde bedragen ook al achterhaald en moet het concept worden aangepast.

Het concept is nu wel in behandeling. “Ondertussen worden de advocaten te laat of te weinig uitbetaald.” In De Nationale Assemblee heeft Abop-parlementariër Edgar Sampie kritiek geuit op de beperkte bevoegdheid van Amoksi om geld vrij te krijgen voor zijn beleid.

Bureaucratie

HvJ-president Iwan Rasoelbaks heeft vrijdag ook kritiek geuit over de bureaucratie bij de overmaking van goedgekeurde bedragen voor het justitiële apparaat. Over de problemen die advocaten ondervinden zegt Fraenk dat sommige van hen vanwege de vele administratieve rompslomp en de kosten die het bedrag van SRD 75 overstijgen hun declaraties opsparen. Het is het namelijk niet waard één declaratie in te dienen. Wanneer het bedrag kostendekkend is, worden de stukken opgemaakt en doorgestuurd naar het bureau Rechtszorg.

Fraenk: “Echter hebben collega’s onlangs ervaren, dat de staat een beroep doet op de verjaringstermijn – zoals vervat in 1991 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek – en geen rekening houdt met de realiteit. “’Je bent twee jaar te laat, we gaan het niet uitbetalen’ klinkt het dan.”

Rapport

De deken vraagt zich af of de Surinaamse overheid de toegang van de burger tot recht serieus neemt. “Het is duidelijk, zo kunnen we niet doorgaan. Ik relateer dit ook aan het Hof van Justitie en de minister van Justitie en Politie, om de rechtspraak in letterlijke zin dichterbij de burger te brengen, wat toe te juichen is, maar hoe moet dit worden uitgevoerd als de overheid niet eens voor Paramaribo en de randdistricten geld ter beschikking wil stellen. Uit welke fondsen moeten advocaten de kosten betalen die zij moeten maken om cliënten uit Marowijne en Brokopondo bij te staan?” vraagt Fraenk retorisch.

De orde heeft intussen al deze bevindingen verwoord in het rapport ‘Vergoeding advocaten in het kader van kosteloze rechtsbijstand’. Dit rapport is op 28 augustus aan de minister van Justitie en Politie, de Staatsraad, de voorzitter van De Nationale Assemblee en de president aangeboden.