Live nieuws en radio streams uit Suriname!


Home » Surinaams nieuws » ACHTERGROND — Bij 25-jarig bestaan Nimos: Van scratch tot Nationale Milieu Autoriteit

ACHTERGROND — Bij 25-jarig bestaan Nimos: Van scratch tot Nationale Milieu Autoriteit

Terwijl de westerse wereld zich al vroeg in de jaren zeventig zorgen begon te maken over het milieu, omvangrijke rapporten werden geschreven en de één na de andere internationale milieuconferentie werd gehouden, was het woord ‘milieu’ een vaag begrip in Suriname. Wanneer in 1998 het Nationaal Instituut voor Milieu en Onderzoek in Suriname (Nimos) wordt opgericht, begint een lang proces van bewustwording. Dit moet in het lopende jaar resulteren in de overgang van het Nimos in een Nationale Milieu Autoriteit (NMA). “Het is 25 jaar niet van een leien dakje gegaan, maar de bekroning op het werk is wel gehaald”, zeggen pioniers en anderen die gaandeweg het proces een belangrijke rol daarin hebben gespeeld.

Tekst Wilfred Leeuwin

Beeld dWT archief

Het 25-jarig bestaan mag niet los worden gekoppeld van medeoprichter Ellen Naarendorp. In de jaren tachtig werd deze wetenschapper mede belast met het opzetten van de technische faculteit op de nu Anton de Kom Universiteit van Suriname. Ze is bioloog en als coördinator milieu heeft zij een harde strijd moeten voeren om een nieuw denken in ontwikkeling over milieu en het nationaal management daarvan gestalte te geven.

Dit voltrok zich tegen een achtergrond die zij typeert als een vinding door een uit Nederland afkomstige groep hobbyisten in natuurwetenschappen op de universiteit. Dat is totaal iets anders dan milieuwetenschappen, een niet in milieu geïnteresseerde Surinaamse samenleving en een instabiele politieke situatie. In die periode kwamen enkele jonge, in Nederland opgeleide Surinaamse intellectuelen druppelsgewijs naar Suriname om een bijdrage te leveren aan de nieuwe ontwikkeling.

“We waren jong kader en als je ergens binnenkwam
met het milieu verhaal, was de reactie zoiets als: ‘wat
komen deze jonkies ons zeggen’”

Cedric Nelom

Op de universiteit ontstond al snel een tegenpool van Surinaams kader dat regelmatig ontwikkelingsdiscussies voerde. Milieu was daar een belangrijk onderdeel van, ook omdat in de rest van de wereld dit vraagstuk prioriteit genoot als ontwikkelingspotentieel. Tijdens die moeilijke periode hadden wetenschappers op de universiteit het moeilijk om wetenschap te bedrijven, met de dreiging van sluiting van de instelling.

Hoewel na de militaire periode in 1987 er wat veranderingen kwamen, ontbrak het de politiek nog altijd aan voldoende inzicht om daadwerkelijk milieubeleid te formuleren, terwijl de roep hiervoor internationaal groter werd. Tijdens het eerste kabinet van president Ronald Venetiaan en daarna tijdens het bewind van Jules Wijdenbosch veranderde de situatie enigszins, mede als gevolg van de internationale druk.

Naarendorp, koppig vasthoudend aan haar inzichten, stuitte vooral op politiek verzet over de inrichting van het milieubeleid. Vooral haar aandringen dat milieu uit de partijpolitieke sfeer moest worden gehouden en binnen een aparte milieu autoriteit moest worden ondergebracht, was de politiek een doorn in het oog. “Hoe kan je mensen in de politiek er toe bewegen om een wetenschappelijk element dat vrijwel onbekend is in het land mee te nemen in hun beleid.”

Keerpunt

Een belangrijke ommekeer kwam in 1990 toen in de Verenigde Naties de Amerikaanse president Bill Clinton opperde dat voor het beschermen van het milieu elk land van de Amerika’s een milieu autoriteit moest hebben. Dit schoot internationaal wortel. De Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB) stelde per land in de Amerikaanse regio’s één miljoen US dollar beschikbaar voor het opzetten van een milieu autoriteit. De bank stelde Keith Evans aan om dit project te leiden. De politiek kon niet langer dralen.

De internationale druk nam toe, mede door verkeerde beslissingen in Suriname die het milieuvraagstuk gecompliceerder maakten. Gesterkt door deze wending en het contact met het internationale veld hield Naarendorp koppig vast aan haar visie over de aanpak van het milieubeleid, wat haar meestal niet in dank werd afgenomen. ’Milieu, nu wel, maar hoe?’ was toen het vraagstuk.

Een door toenmalig president Wijdenbosch georganiseerde milieu workshop, waarop ook de IDB en internationale milieudeskundigen aanwezig waren, eindigde voor de milieucoördinator in een grote teleurstelling. Haar visie werd gedragen noch gedeeld door het politieke beleid. “Terwijl ik vrijwel geheel ontstemd over mijn eigen land het einde van de dag tegemoet ging, werd ik benaderd door een meneer, die naar later bleek de chauffeur was van Evans. ‘U wordt gevraagd vandaag nog mee te komen voor een bespreking met de IDB’”, klonk het.

Hiermee brak weer een nieuwe fase aan in het moeizaam opgebouwde proces van het Nimos. Voor Naarendorp en haar gelijkgezinden blijft het een moeilijke periode. Het gebrek aan visie over de aanpak, inrichting, vorm en structuur van het instituut maakte dat nog een paar jaar voorbijgingen. Het heeft tot 1997 geduurd voordat eindelijk het Nimos bij wet kon worden opgericht en nog een jaar voordat het werd geopend.

Door een toeval brak alle weerstand bij de politiek en werd op 15 maart, de verjaardag van Naarendorp, het instituut geopend. “Door vallen en opstaan, met alle tegenslagen, politiek gevoelige discussies of het een stichting moest worden, bij een ministerie moest worden ondergebracht of bij het kabinet van de president, zoals ik het altijd wilde hebben, ben ik uiteindelijk voor eeuwig verbonden geraakt met het Nimos”, zegt ze in gesprek met de Ware Tijd.

Cedric Nelom was een van de jonge wetenschappers die werd geselecteerd om bij Nimos te werken en werkte zich op tot directeur.

Wettelijke basis

Huidig directeur Cedric Nelom is één van de jonge wetenschappers uit die periode, die samen met Nancy del Prado, Soetjipto Verkuijl, Anil Pershad, Harold Telgt, Max Ooft en Frank Soeltaansingh door een onafhankelijke selectiecommissie werd uitgekozen en gevormd om het pionierswerk op te pakken. Deze wetenschappers werden de trekkers van de eerste zes offices die zijn beschreven door de ook al in Nederland opgeleide John Bursink, die door de IDB werd aangetrokken om het proces samen met Naarendorp gestalte geven.

“Milieu en milieumanagement waren niet de focus, dus moesten we van de grond af aan beginnen. De focus was op natuurbescherming, maar niet het bruine milieu met kernzaken zoals lucht-, water- en bodemvervuiling die in het internationaal gebeuren de belangrijkste aandachtspunten zijn”, zegt Nelom.

Hij vervolgt: “We waren jong kader en als je ergens binnenkwam met het milieu verhaal, was de reactie zoiets als: ‘wat komen deze jonkies ons zeggen’. De mensen van het eerste uur hebben veel lesgeld betaald, maar het is het waard geweest. Het heeft het instituut gemaakt tot wat het vandaag is. Niet alleen zijn er enorme stappen gezet in milieu bewustwording, maar we hebben een wettelijke basis gelegd voor het beschermen van het milieu in al zijn facetten.”

Nationale Milieu Autoriteit

Met het tot stand komen van de Nationale Milieu Raamwet (NMR) in 2017 is opnieuw een mijlpaal bereikt. Dit jaar moet de operationalisering van de NMA een feit zijn. Het Nimos en zijn personeel gaan over in deze autoriteit. Handhaving en het naleven van milieuverdragen en alle wettelijke procedures worden de belangrijkste kerntaken van de autoriteit. Met aanpassing van de ontwerpwet die bij het parlement ligt, worden de technische taken van de autoriteit gescheiden van de beleidstaken van het ministerie van Ruimtelijke Ordening en Milieu.

Bij de autoriteit worden vijf zuilen opgericht voor milieumanagement: educatie en informatiemanagement, milieuvergunningen, environmental monitoring and inforcement, juridisch platform, dat continu de nationale en internationale wettelijke naleving monitort en tenslotte ‘finance administration, investment and funding’. Met dit laatste moet binnen een periode van vijf tot zeven jaar het NMA zo min mogelijk financieel afhankelijk worden gemaakt van de centrale overheid.

In het voorbereidingstraject op weg naar de NMA is gewerkt aan de technische kwaliteit voor het bemensen van de autoriteit. Op basis van haar structuur is een HRM-model ontwikkeld met externe deskundigen, waarbij personeel zal worden getraind en voorbereid om de autoriteit zo goed mogelijk te laten functioneren.

Over de relatie van de NMA met de samenleving en haar sociale partners zegt Nelom: “We gaan de NMA niet verkopen als de baas over het milieu, maar als een organisatie die samen met actoren het milieu beter gaat beheren. We zullen die actoren nodig hebben om de autoriteit gestalte te geven en vooral de spelers in het veld. Er is nu wel een wettelijke bevoegdheid voor de autoriteit, maar daartegenover staat dat er nog veel onwetendheid is over wat die bevoegdheid betekent. We zullen in eerste instanties met tact samenwerken en niet rigoureus te werk moeten gaan, omdat al te lang is gedoogd wat verkeerd is gegaan”, zegt de directeur.

“Door vallen en opstaan, met alle tegenslagen, politiek gevoelige discussies,
ben ik uiteindelijk voor eeuwig verbonden gemaakt met het Nimos”

Ellen Naarendorp

Carbon credit-mechanisme

Het Redd+-programma (verminderen van uitstoot middels duurzame ontbossing en bosdegradatie) zal binnen de structuur van de NMA worden voortgezet. Voor dit project waar Suriname met investeringsprojecten, oftewel carbon credits, geld kan verdienen, zal een carbon credit-mechanisme worden opgezet. Dit moet een verdeelsleutel hebben voor waar de inkomsten naar toe gaan. Bij het verdienen van carbon credits zijn zowel de overheid, overheidsinstanties, inheemsen en marrons als andere actoren binnen de sector betrokken.

Nelom stelt dat naar alle partners toe er een duidelijke omschrijving moet zijn over de besteding van het geld ten behoeve van de sector en ontwikkeling van lokale gemeenschappen. Voor projecten die carbon credits genereren, zal om te voorkomen dat de credits dubbel worden geclaimd, een registratiesysteem worden opgezet.

Nationale Milieu Raamwet

De jurist Gina Griffith is sinds 2007 na een stageperiode als student van de Anton de Kom Universiteit van Suriname betrokken bij het proces en heeft zo mede aan de basis gestaan van de NMR. “Ik koos voor het Nimos omdat ik als student tot de conclusie kwam dat dit een technisch bekwaam instituut is dat zich heeft bewezen in de samenleving. Ik was geïnteresseerd in internationaal milieurecht en het Nimos leek mij een geschikte plek om mijn carrière te beginnen.”

Voor haar is de totstandkoming van de NMR het wettelijk vastleggen van de statutaire doelen van milieumanagement de bekroning op het werk van de afgelopen 25 jaar. In de wet zijn instrumenten, voorwaarden en mechanismen opgenomen die betrekking hebben op de ontwikkeling en handhaving van het milieu. De belangrijkste zijn de verplichting voor milieuanalyses voor economische en maatschappelijke projecten en investeringen.

De wet rekent ook af met het vrijblijvende karakter, waarbij bij het verstrekken van bedrijfsvergunningen, milieuaspecten in de marge werden meegenomen. Naast een bedrijfsvergunning, in welke branche dan ook, moet op straffe van sanctie, voortaan een milieuvergunning worden aangevraagd. Het identificeren, gebruik en verbieden van gevaarlijke stoffen die in de wet staan, is voor Griffith een belangrijke mijlpaal in het milieumanagement.

Verder wordt in de wet een kader geschetst van hoe uitgemijnde concessiegebieden moeten worden hersteld. Inherent aan de wet is het daarin opnemen van sanctiemaatregelen om de handhaving en controle op de naleving te garanderen. Dit wordt in de NMR omschreven onder de noemer ‘milieustrafrecht’, heeft een onvoorwaardelijk karakter en staat op zichzelf. Dit betekent dat in alle gevallen voor opzet bij of schuld aan het vervuilen of aantasten van het milieu, betrokkenen door justitie ter verantwoording kunnen worden geroepen.