Live nieuws en radio streams uit Suriname!


Home » Surinaams nieuws » Sterfdag verzetstrijder Boni herdacht

Sterfdag verzetstrijder Boni herdacht

Zovele jaren na de dood van Boni zien wij dat verraad en dat mensen niet van elkaar houden nog steeds actueel is. Dat gaf Iwan Wijngaarde, voorzitter van de Feydrasi Fu Afrikan Srananman vandaag aan zijn gehoor te kennen bij de herdenking van de allereerste Bonidag. 19 februari 1793 werd Boni gedood.

Bij het standbeeld van Kwakoe, symbool van vrijheid, werd een culturele manifestatie gehouden. Na de gebruikelijke speeches en voordrachten mochten enkele leerlingen van glo – en voj-scholen een bloemstuk leggen bij het voetstuk van Kwakoe. Jammer is het om te zien dat kwaadwilligen de neus van Kwakoe eraf hebben gebroken.

Wijngaarde dook terug in de geschiedenis en vertelde over het leven en de strijd van Boni. De voorzitter vertelde ook over de strijd van de verzetshelden die streden vanuit de bossen (Boni, Baron en Joelicoeur) en die verzetshelden die vochten vanuit de plantages (Tata Colin, Tom, Cristiaan, Misi Seri, Betsy e.a). Volgens Wijngaarde vochten zij tegen de grootste boosdoener; de kolonisator. Er werd gestreden voor absolute vrijheid.

Onderdirecteur Cultuur Hariandi Todirjo gaf aan dat uit de strijd en het leven van Boni inspiratie geput moet worden voor een betere morgen. Conrad Acton die het Nationaal Jeugdparlement vertegenwoordigde bedankte de verzetstrijders voor hun strijd zodat wij allen maar vooral alle Surinaamse jongeren thans in vrijheid kunnen leven.

Leven van Boni

Boni’s vader zou een Nederlander zijn geweest die zijn moeder, een slavin, als minnares had en daarna verstootte. Zwanger vluchtte zij het bos in, naar de Marrons. Daar, bij de Cottica-Marrons, werd Boni geboren. In 1765 volgde hij Asikan Sylvester op als leider van de groep die bekend zou worden onder zijn naam: ‘Boni’s’ (nu: Aluku).

Hij trainde zijn mensen tot geduchte vijanden van de kolonisten. Talrijke aanvallen voerden ze uit op plantages in het oosten van Suriname, vooral in het gebied van de rivier de Cottica. Veel slaven sloten zich bij hen aan. Ook namen zij slavinnen mee om zich van vrouwen te voorzien. Voor de planters betekende de marronage een aanzienlijk kapitaalverlies.

Boni en zijn krijgers opereerden vanuit een groot fort met een vier meter hoge muur in een moerasachtige omgeving in de kuststreek van Commewijne, Fort Buku. Met deze naam wilden zij aangeven dat ze liever tot stof zouden vergaan dan zich overgeven. Het fort was omringd door een moeras en voorzien van geweren en een kanon. Door de overvallen en plundertochten die vanuit Boekoe werden ondernomen en de geldverslindende strafexpedities die daarop volgden, werd de vesting een grote bron van zorg voor de machthebbers. De slaven daarentegen putten er hoop uit.

Door de ligging van het fort, te midden van verraderlijke moerassen, was het nagenoeg onvindbaar en onbereikbaar voor de Nederlandse huursoldaten. Diverse malen vielen onder andere kolonel Louis Henri Fourgeoud uit Genève en later Stoelman dit fort aan, zonder succes. Bekende medestrijders van Boni waren Baron en Joli-coeur. In de gelederen van Fourgeod en Stoelman vocht ook John Gabriël Stedman, die zijn ervaringen vastlegde in een boek. Stedman beschrijft onder andere hoe kleine groepjes van vier à vijf man, door zich steeds snel te verplaatsen en te schieten, de vijand de indruk geven tegenover een zeer grote groep te staan. Dergelijke guerrillatactieken stelden Boni in staat de vijand steeds weer in verwarring te brengen en te verslaan.

Uiteindelijk beloofden de Nederlanders 300 slaven de vrijheid als ze meevochten tegen Boni en Baron. Deze vormden het legerkorps De Zwarte Jagers, ook wel Redi Moesoes genoemd, naar de rode mutsen die ze droegen als onderdeel van hun uniform. Na een belegering van zeven maanden werd in 1772 het geheime pad, dat net onder water lag en toegang gaf tot het fort, verraden. Terwijl kapitein Maryland een schijnaanval deed, vielen de vrijgekochte vrijwilligers het fort aan over het geheime pad.

Het fort werd vernietigd, maar Boni ontsnapte naar het oosten en trok over de Marowijne, de grensrivier met Frans-Guyana. Hij verlegde zijn hoofdkwartier naar o.a. fort Aloekoe. In 1777 kwam Pierre-Victor Malouet langs om de kwestie van de 200 gevluchte Marrons te bespreken. Volgens hem waren er 3.000 marrons; 150 waren onderweg en hielden zich op in de bossen.

Nog 20 jaar lang ging Boni door met zijn strijd tegen de overheersers. Uiteindelijk werd hij door verraad op 19 februari 1793 gedood door Bambi, een Aukaans opperhoofd, onder grote druk van luitenant Stoelman, commandant van de Redi Moesoes.(Edunet)


Posted

in

by