Live nieuws en radio streams uit Suriname!


Home » Surinaams nieuws » Reactie Sandew Hira op verklaring familie Baboeram

Reactie Sandew Hira op verklaring familie Baboeram

Dew Baboeram, pseudoniem voor Sandew Hira, heeft intussen gereageerd op een uitgegeven verklaring van familie Baboeram in de media over de 8 decembermoorden. De familie schreef dat Hira nu op de schoot van hoofdverdachte Desi Bouterse zit.

Hira reageert als volgt:

“In de media verscheen een verklaring van de familie Baboeram waarin al mijn broers en zuster verklaren dat ik mijn integriteit en loyaliteit heb verloren en alle contacten met de familie heb verbroken omdat ik hun kritiek niet op prijs zou stellen. Ik wordt aangeduid als een politiek marionet van Bouterse. Ze schrijven verder: “Sandew Hira doet alsof hij een integer geweten heeft, omdat alleen hij ook rekening houdt met leed van nabestaanden van slachtoffers van de Binnenlandse Oorlog. Wij merken echter op dat hij niet eens weet wat moraal, fatsoen en integriteit inhouden. Zijn agenda is slechts gericht op zelfprofilering en daarbij ontziet hij niets en niemand.”

De rest van de verklaring is een voortgezette aanval op mijn integriteit, zoals die de afgelopen twee jaar heeft plaatsgevonden in de media sinds ik het project de getuigenis ben gestart, schrijft Hira verder.

Hij vervolgt met: “de verklaring is ontegenzeggelijk, heel pijnlijk voor mij. Ik begrijp hun emoties van woede en haat heel goed. Ik ben daar geweest. Ik heb heel vaak nagedacht of ik de zaken anders had moeten aanpakken. Uiteindelijk denk ik dat ik naar eer en geweten heb gehandeld en daar trots op mag zijn.

Ik heb mijn familie pas geïnformeerd over het project toen het antwoord van president Bouterse werd gepubliceerd op mijn oproep om tegenover mij een getuigenis af te leggen over de Decembermoorden. Tot dat antwoord wist ik niet of het project überhaupt zou doorgaan. Ik vreesde dat, als ik voor de publicatie van dat antwoord mijn familie op de hoogte zou stellen, het misschien al in de publiciteit zou komen en het hele project niet zou doorgaan.

Na de publicatie van het antwoord was er begrijpelijkerwijs commotie in de familie. Ik heb vervolgens iedereen uitgenodigd om met me in gesprek te gaan. Op die uitnodiging heeft alleen de zoon van mijn vermoorde broer John positief gereageerd. Na terugkeer van mijn eerste reis heb ik nogmaals een uitnodiging gestuurd naar de familie om uitleg te geven en het gesprek aan te gaan. Daar hebben mijn zus en drie broers positief op gereageerd.

Die bijeenkomst verliep uiteindelijk in een goede sfeer. Op die bijeenkomst was ook helderheid verschaft door mijn zus over een verklaring van de familie tegen mij bij de aanvang van het project. Die verklaring bleek te zijn opgesteld door mijn schoonzus, de weduwe van John, zonder de broers daarbij te kennen. Ik had tijdens de bijeenkomst de indruk dat het mogelijk was om argumenten uit te wisselen en een gesprek aan te gaan.

Na het interview met Bouterse heb ik de familie weer uitgenodigd om hen te informeren en met hen het gesprek aan te gaan. Ze hebben dat toen pertinent geweigerd. De communicatie met mij werd verbroken. Na de publicatie van mijn boek heb ik via een broer het boek beschikbaar gesteld voor de familie met het verzoek om een gesprek. Daar is negatief op gereageerd. Het idee dat ik niet in gesprek wilde gaan met de familie over het project klopt dus niet met de feiten. Ik was en ben nog steeds bereid om dat gesprek aan te gaan”, haalt Hira aan.

“In Suriname zijn tussen 1980 en 1992 minstens 450 mensen omgekomen door politiek geweld, waaronder 15 op 8 December, inclusief onze broer. Dat heeft geleid tot een diepe verdeeldheid in de Surinaamse gemeenschap. Tot de aanvang van het project De Getuigenis had de overgrote meerderheid van de slachtoffers geen stem in de maatschappelijke discussie over politiek geweld. Die was gemonopoliseerd door de families van 8 December, inclusief mijn familie. Ik heb de families van die meerderheid leren kennen die net als de mijne nog steeds treuren om het verlies van hun geliefde. Ik heb hun woede en haat naar mij en de families van 8 December, die hun leed ontkenden, moeten trotseren voordat we in staat waren om in dialoog te geraken met elkaar.

Mijn schoonzus was betrokken bij de Bevrijdingsraad die de Binnenlandse Oorlog steunde. Ze is hertrouwd en haar man speelde een rol in de Binnenlandse Oorlog. Hij had vanuit de Bevrijdingsraad de taak om op een gegeven moment Ronny Brunswijk te vermoorden als deze naar de stad zou optrekken en zo de weg vrij te maken voor een Hindostaanse overname van de militaire strijd. Dat heeft hij me zelf verteld. In mijn boek De Getuigenis geef ik ook nog eens openbare bronnen waarin dit ondersteund wordt (p. 110).

Een belangrijke dimensie in het oplossen van politiek geweld is waarheidsvinding. Dat kan een pijnlijk proces zijn. Wat doe je als feiten naar boven komen die tegenspreken wat je 35 jaar geloofd hebt? Je kunt de feiten ontkennen en proberen te verdoezelen. Je kunt de boodschapper verketteren en criminaliseren. Of je kunt ze onder ogen zien en je afvragen of het tijd is om je opvattingen te herzien. Wat je doet, hangt af van je karakter en moraal.

Uiteindelijk moeten we allemaal een keuze maken over hoe we willen omgaan met politiek geweld. Mijn standpunt is een variant op een uitspraak van Mahatma Gandhi: oog om oog, tand om tand, maakt op den duur iedereen blind en tandeloos.

Op internet, sociale media en ingezonden stukken in kranten en nieuwssites wordt al twee jaar een heftige campagne gevoerd tegen mijn onderzoek: niet de feiten en analyse staan ter discussie, maar mijn persoon. Leugens, modder gooien, bedreigingen, beledigingen, scheldpartijen, verdachtmakingen van omkoping zijn de instrumenten in deze campagne. Constante aanvallen op mijn persoon in plaats van mijn argumenten moeten verhullen dat ze geen argumenten hebben.

Ik ben nu 62 jaar. Ik heb lief en leed gedeeld met mijn familie. Ze kennen mij en mijn activisme sinds ik op mijn zestiende jaar in Zoetermeer de eerste solidariteitsacties opzette voor de “Derde Wereld”. Ik heb me sindsdien vanuit een moreel besef en diepgewortelde solidariteit ingezet voor de wereldwijde strijd tegen sociale onrechtvaardigheid. Daar ben ik trots op.

Mijn broers en zus hebben me meegemaakt op dieptepunten van de familie waar ik steeds op allerlei manieren hen geholpen heb waar het nodig was.

Ik kan me voorstellen dat ze het traject dat ik ben ingegaan om dialoog en verzoening te bereiken in Suriname niet zien zitten vanwege de pijn en het verdriet over de moord op mijn broer en dat ze het inhoudelijk niet met me eens zijn. Maar ik kan me niet voorstellen dat ze daardoor mijn karakter en integriteit ter discussie stellen en de lastercampagne tegen mijn persoon ondersteunen. Want over mijn karakter en integriteit moeten ze in de afgelopen decennia al een mening hebben gevormd voordat ik met dit traject begon.

Deze verklaring zat aan te komen, gegeven de intensieve campagne die de afgelopen twee jaar is gevoerd tegen mijn integriteit en mijn persoon in een poging om te voorkomen dat mijn argumenten en onderzoek een eerlijke bespreking zouden krijgen.

Ik had al afscheid genomen van de familie toen bleek dat zij de discussie over het onderzoek niet met mij durfden aan te gaan en mij gingen mijden. Toch is de brief een harde klap, die emotioneel moeilijk te verwerken is. Ik put kracht uit de liefde en steun van mijn vrouw en kinderen. Ik put ook kracht uit de steun van veel vrienden die de tijd en moeite hebben genomen om het gesprek met mij aan te gaan, ook daar waar ze het niet me eens zijn. Zij hebben nooit mijn integriteit ter discussie gesteld. Ik realiseer me meer dan ooit dat vrienden familie zijn die je zelf gekozen hebt, ” zegt Hira tot slot.(GFC)