Live nieuws en radio streams uit Suriname!


Home » Surinaams nieuws » Opleidingsniveau moeder en andere factoren essentieel voor kinderontwikkeling

Opleidingsniveau moeder en andere factoren essentieel voor kinderontwikkeling

Fallon Lambert heeft op 27 juli haar Master of Science opleiding Research Methods, van het Institute for Graduate Studies and Research afgerond. Zij heeft haar thesis met succes verdedigd met als titel: “Een onderzoek naar het effect van het opleidingsniveau van de moeder op de vroege ontwikkeling van haar kind(eren) in de leeftijd van 3 en 4 jaar in Suriname”.

Volgens de literatuur spelen ouders een belangrijke rol bij de ontwikkeling van hun kind(eren). Moeders bepalen voor een groot deel de opvoeding, zorg en omgeving waarin een kind opgroeit. Het opleidingsniveau is daarbij een belangrijke factor. Vermeldenswaard kan worden opgemerkt, dat de verwachte waarde van een primaire en lagere opleiding van de moeder in combinatie met wealth index  eerder een lagere bijdrage levert aan de ontwikkeling van het kind ten opzichte van een tertiaire in combinatie met wealth index.

Uit de literatuur blijkt ook, dat naast het opleidingsniveau van de moeder ook andere factoren effect hebben op deze ontwikkeling. Welke factoren bepalend zijn voor Suriname, is nog niet via verdiepende kwantitatieve statistische analyse vastgesteld. Naar aanleiding hiervan is onderzoek uitgevoerd naar het effect van het opleidingsniveau van de moeder op de ontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 3 en 4 jaar in Suriname. Bij dit onderzoek zijn analyses verricht uit het databestand van het Suriname Multiple Indicator Cluster Survey (MICS) 6-onderzoek, uitgevoerd in 2018 door het Ministerie van Sociale Zaken en Volkshuisvesting in samenwerking met het Algemeen Bureau voor de Statistiek (ABS).

Lambert haar onderzoek had als doel een bijdrage te leveren aan de methodiek voor berekening van de Early Childhood Development Index (ECDI) in Suriname. ECDI is een index van de UNICEF om ontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 3 en 4 jaar te meten. Ten opzichte van landen in de regio die gemiddeld boven de 80% scoren, zit Suriname lager. Uit analyse van MICS onderzoeken blijkt, dat ECDI in 2010, 71% en in 2018, 77% was.

Uit het onderzoek van Lambert blijkt dat er statistisch significant effect is van het opleidingsniveau van de moeder op secundair en tertiair niveau op de ontwikkeling van het kind ten opzichte van moeders met een primair of lager opleidingsniveau. Het blijkt dat het ontwikkelingsniveau van kinderen relatief hoger is, naargelang hun moeder een hoger opleidingsniveau heeft.

In de literatuur wordt de nadruk ook gelegd op het verband tussen wealth index (welvaartsindex), aantal huishoudleden, toegang tot kinderboeken en speelgoed, regio en bezoek aan een vroege kinder ontwikkelingsprogramma op de vroege kinderontwikkeling. Deze zijn allen getoetst middels twee analysemodellen namelijk: regressieanalyse en Structural Equation Modeling (SEM). Na regressieanalyse heeft het onderzoek aannemelijk gemaakt dat het opleidingsniveau van de moeder, wealth index, aantal boeken en bezoek aan een vroege kinder ontwikkelingsprogramma statistisch significant effect hebben op de ontwikkeling van het kind. Uit SEM modeling blijken naast de bovenstaande significante variabelen ook regio en het aantal huishoudleden een statistisch significant effect te hebben op de vroege kinderontwikkeling. In de Surinaamse situatie kunnen ook meerdere factoren effect hebben op de ontwikkeling van het kind, vanwege de diversiteit per regio, gezinssamenstelling, welvaart en toegang tot het onderwijs. Dit wordt aangetoond in de SEM analyse. 

Volgens het onderzoek scoort Suriname laag voor het domein alfabetisering en rekenen ten opzichte van andere domeinen. Volgens Lambert moet er specifiek een beleid gemaakt worden, zodat kinderen in de  leeftijd van 3 en 4 jaar zich optimaal kunnen ontwikkelen.

Ook geeft Lambert als voorstel dat de boeken een Surinaamse tintje hebben zodat het dichter bij de ontwikkeling van de kinderen aansluit. Ook zal een actief ECD-netwerk tot stand moeten komen bestaande uit onder andere focal points van verschillende ministeries, peuterscholen, ECD-deskundigen, NGO’s en ouders/verzorgers. Verder moet gekeken worden naar het ‘groter plaatje’, omdat kinderontwikkeling een concept is dat niet op zichzelf staat.

Tot slot geeft Lambert in haar thesis aan dat de ‘WET van 22 september 1960 tot regeling van het Lager Onderwijs’ in Suriname waarbij de ouders, voogden of verzorgers verplicht zijn om hun kinderen van 7 tot en met 12 jaar verplicht lager onderwijs te laten volgen, aangepast of verruimd worden naar minimaal 4 jaar. Ook moeten nieuwe onderwijshervormingen meegenomen worden in de nieuwe wet.

De thesis is beoordeeld door de thesis commissieleden dr. Y. Grift, ir. R. Assen en drs. I. Sno, M.Sc.

SK