Live nieuws en radio streams uit Suriname!


Home » Surinaams nieuws » Openbaar Ministerie weerlegt beschuldigingen Seacrawler

Openbaar Ministerie weerlegt beschuldigingen Seacrawler

Het Openbaar Ministerie (OM) weerlegt de beschuldigingen aan haar adres inzake de kwestie van het vaartuig Seacrawler. In een persbericht schrijft het OM het volgende:
Op 18 augustus 2013 werd de kapitiein met nog 5 bemanningsleden van het vaartuig Sea Crawler in verzekering gesteld terzake overtreding van artikel 2 van de Wet Tegengaan Smokkelen jo de artikelen 1 onder 20; 2,3 en 4 van de Wet Economische Delicten.
Deze verdachten bevonden zich op een trawler uitgerust met een aantal tanks voor transport van benzine.
De genoemde verdachten bezaten de Venezolaanse nationaliteit, terwijl het vaartuig “Seacrawler”voer onder de vlag van de Republiek Panama.
Uit een verklaring afgegeven door de Venezolaanse autoriteiten is gebleken dat de genoemde Seacrawler op 9 augustus 2013 is vertrokken uit Venezuela met als bestemming Paramaribo-Suriname.
Volgens verklaring van de kapitein was aanboord 75.000 liter dieselolie.
Ter voorkoming van strafvervolging dienden verdachten, ingevolge artikel 27 lid 1 van de Wet Economische Delicten, het verzoek in om de strafzaak buiten het geding af te doen. Op basis van artikel 27 van de Wet Economische Delicten warden voorwaarden gesteld door de bevoegde vervolgingsambtenaar onder andere: afstand van reeds in beslaggenomen zaken, te weten het vaartuig en de voor verkoop bestemde diesel. Deze voorwaarden warden middles een beëdigde tolk aan verdachten kenbaar gemaakt. Verdachten voldeden in aanwezigheid van voornoemde tolk vrijwillig aan de gestelde voorwaarden.
Bijproces-verbaal d.d. 28 augustus 2013 opgemaakt door afdeling Fraude en Economische Delicten werd melding gemaakt van het navolgende: “Gezien bedoelde boot vermoedelijk water maakt of lekt, moet nagenoeg elke dag het overtollig water eruit worden gepompt. Dit ter voorkoming dat de boot zinkt. Volgens het Hoofd van de afdeling Maritiem van Korps Politie Suriname zal de milieuramp niet te overzien zijn als bedoelde boot zinkt met daarin de lading met diesel.”
Op 28 augustus 2013 is op verzoek van de afdeling Fraude en Economische Delicten een taxatierapport met betrekking tot het vaartuig Seacrawler uitgebracht. In dit taxatierapport is ondermeer het volgende vermeld: “ Onder normale omstandigheden zou de waarde van het vaartuig geschat kunnen worden op U$D 110.000 (zegge honderdtienduizend Amerikaanse Dollars). Echter zal de verkoop moeizaam geschieden aangezien de boot uitgerust is met eenh oofdmotor van Chinese makelij waarvoor hier geen onderdelen te verkrijgen zijn. Verder is de vraag naar deze typen boten erg klein. Reden waarom de verkoop uitindelijk voor een veel lager bedrag zou kunnen plaatsvinden.”
Vervolgens vond bij inschrijving verkoop plaats van de in beslaggenomen goederen, waarvan rechtsgeldig afstand was gedaan, zulks met inachtneming van de toepasselijke wettelijke bepalingen (artikel 10 van de Wet Tegengaan Smokkelen en artikel 19 van de Wet Economische Delicten). Het vaartuig en de dieselolie warden verkocht voor respectievelijk SRD 335.000 voor het vaartuig en SRD 201.000 voor de (75.000 liter) dieselolie.
De advocaat van Marine Supply Services Co. Corp, mr. R.L. Kensmil, deed bij verzoekschriftd.d. 18 september 2013 aan de Kantonrechter het verzoek bij vonnis in Kort Geding uitvoerbaar bijvoorraad, de Staat Suriname te veroordelen tot teruggave aan verzoekster van het aan haar toebehorend zeevaartuig bekendonder de naam ‘’Seacrawler’’ met haar lading.
Bij vonnis van 17 oktober 2013 weigerde de kantonrechter in kortgeding de gevraagde voorziening.
Vervolgens diende de raadsmanmr. R.L. Kensmil op 26 november 2013 een beklagschrift ex art 460 Wetboek van Strafvordering in bij de Kantonrechter, ertoe strekkende om zodanig last te geven als het Openbaar Ministerie had behoren te geven ten aanzien van het beslag van het in het beklagschrift genoemde vaartuig met lading, toebehorende aan klaagster.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie in deze was, dat wegens het ontbreken van een rechtsplicht naar klager toe,de vordering tot teruggave aan klager dient te worden afgewezen.
Bij beschikking van de Kantonrechter gegeven op 27 december 2013, werd de klacht gegrond geacht en afgifte werd gelast van de verkoopsom van SRD 536,000 (vijfhonderdzesendertigduizend Surinaamse dollar) aan klaagster.
Het Openbaar Ministerie tekende op 9 januari 2014 Hoger Beroep aan bij het Hof van Justitie tegen de beschikking van de Kantonrechter in het Tweede Kanton, gegeven op 27 december 2013, met het verzoek de beschikking van de Kantonrechter te vernietigenc.q. ongedaan te maken.
Op 2 juli 2014 heeft het Hof in Raadkamer het volgende beslist :
– “verklaart het beklagschrift van appellant gegrond ;
– wijst het verzoek van appellant toe ;
– vernietigt de beschikking van de Kantonrechter in het Tweede Kanton van 27 december 2013.”
In onderhavige beschikking van het Hof is onder meer het volgende overwogen :
– “Nu vast staat dat de diesel van het vaartuig Seacrawler bestemd was voor verkoop en de kapitein niet over de ingevolge artikel 2 lid 2 van de Wet Tegengaan Smokkelen vereiste vergunning beschikte, heeft hij genoemd artikel overtreden. In casu betreft dit een strafbaar feit,waarvoor ingevolge artikel 1 jo artikel 27 van de Wet Economische Delicten transactie is toegestaan, en was het Openbaar Minister iederhalve gerechtigd tot afdoening buiten geding. Het verweer terzake onbevoegdelijk handelen van het Openbaar Ministerie wordt daarom verworpen.
– Artikel 27 leden 1 en 2 van de Wet Economische Delicten bepalen dat de verdachte onder door de vervolgingsambtenaar te stellen voorwaarden onder andere afstand kan doen van reeds in beslaggenomen zaken.
De door de kapitein– die als eerder gesteld, aangemerkt is als verdachte – gedane afstand is derhalve niet in strijd met de wet. Het terzake gevoerde verweer van de verdediging gaat niet op.
– Aangezien de kapitein als hiervoor vermeld rechtsgeldig afstand gedaan heeft van het vaartuig en uit de inhoud van het door de verdediging overgelegde verzoekschriftkan worden geconcludeerd dat de rechthebbende van het vaartuig of vervoermiddel hem ( lees: verdachte) bij het strafbaar feit behulpzaam is geweest , gelegenheid dan wel inlichtingen en middelen heeft verschaft , waardoor de vervolgingsambtenaar ingevolge artikel 19 lid 1 van de Wet Economische Delicten bevoegd was tot verkoop in het openbaar. Aangezien de Wet Economische Delicten een eigen voorziening heeft gegeven voor de verkoop in het openbaar van in beslaggenomen goederen staat artikel 462 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering de klager niet ten dienste. Evenmin is er ruimte voor beoordeling van de wijze waarop de verkoop van het vaartuig heeft plaatsgevonden, aangezien de Wet Economische Delicten de bevoegdheid tot het geven richtlijnen terzake aan het OM gelatin heeft.”
Hangende de beslissing in de zaak in Hoger Beroep diende de advocaat van Marine Supply ,mr R.L. Kensmil eenverzoekschrift d.d. 27 juni 2014 in voor beslag en sequestratie.
De behandeling van dit verzoekschrift vond plaats op 16 juli 2014 en bij beschikking van de Kantonrechter d.d. 16 juli 2014, werd Marine Supply gerechtigd tot het in conservatoir beslag en in sequestratie nemen , al dan niet met behulp van de sterke arm.
De bevoegde Vervolgingsambtenaar heeft op basis van onderstaande rechtsfeiten aand e politie de instructive gegeven een pas op de plaats te maken.
Namelijk:
– dat op 2 juli 2014 in rechte is komen vast testaan , dat Marine Supply hoegenaamd geen enkel vorderingsrecht had op onderhavig vaartuig en/of op koper en/of op het Openbaar Ministerie;
– de beslissing van het Hof was op 2 juli 2014 kenbaar is gemaakt door de fungerend griffier aan zowel het Openbaar Ministerie alsook aan de raadsman van Marine Supply;
– de raadsman van Marine Supply informeerde de Kantonrechter (beslagrechter) bij de behandeling op 16 juli 2014 niet over de beslissing van het Hof.
Tevens is de beslissing gegeven tegen de achtergrond van bekomen informatie dat bij verplaatsing van het vaartuig onnoemelijk veelschade aan het vaartuig zal worden toegebracht ,danwel de Surinaamse wateren za lverlaten.
Inmiddels hebben 2 zaken gediend in kortgeding op 25 juli 2014.
-Het kortgeding aanhangig gemaakt door Marine Supply Services Co. Corp, verzoekster,waarbij mr R.L. Kensmil tot haar gemachtigde is gesteld met het verzoek om bij vonnis in kortgeding uitvoerbaar bij voorraad het Openbaar Ministerie te veroordelen om de aan de ambtenaren van politie gegeven instructie in te trekken.
– Het kortgeding aanhangig gemaakt door de koper van het vaartuig en de dieselolie, waarbij mr G.R. Sewcharan tot gemachtigde is gesteld, met het verzoek om bij vonnis in kortgeding uitvoerbaar bijvoorraad
1. de opheffing te gelasten van het op 20 juli 2014 gelegd conservatoir beslag op het daarin vermeld vaartuig.
2. Voor zover nodig op kosten van Marine Supply de teruggeleiding van het vaartuig te gelasten.
Met betrekking tot deze twee zaken die nog in behandeling zijn bij de kortgedingrechter zal het Openbaar Ministerie zich, in afwachting van de rechterlijke beslissing, vooralsnog niet uitlaten.