Live nieuws en radio streams uit Suriname!


Home » Surinaams nieuws » Onderling vertrouwen als bindmiddel van de samenleving

Onderling vertrouwen als bindmiddel van de samenleving

Jan Gajentaan

De  Amerikaanse socioloog en politicoloog van Japanse komaf Francis Fukuyama, werd in 1990 beroemd door zijn werk “The end of history and the last man”, waarin hij verkondigde dat de liberale democratie het eindstadium is van de menselijke geschiedenis, na het einde van de Koude Oorlog. Minder bekend is zijn boek uit 1995 “Trust: The Social Virtues and The Creation of Prosperity”. In dit werk probeert Fukuyama het verschil tussen welvarende en minder welvarende maatschappijen te verklaren aan de hand van het sociale en culturele gegeven “Trust” (vertrouwen).

Hoewel geen enkele alomvattende theorie zaligmakend is, heb ik dit altijd een interessante gedachte gevonden. In zijn boek maakt Fukuyama onderscheid tussen “high trust” en “low trust” maatschappijen, waarbij hij vooral kijkt naar het aanwezige maatschappelijk vertrouwen voor zover dat uitstijgt boven het nastreven van het belang van de eigen kring van familie verwanten of “clan”.

Volgens Fukuyama zijn de Verenigde Staten, Duitsland (na WO2) en Japan typische voorbeelden van “high trust societies”, die daardoor een hoog niveau van welvaart wisten te bereiken. Uiteraard zijn er in deze landen ook tegenstellingen, bijv. tussen oppositie en coalitie, tussen werkgevers en werknemers, tussen hogere en lagere sociale klassen, etc. Maar deze tegenstellingen worden er meestal overwonnen doordat er een bepaalde mate van maatschappelijk vertrouwen is. Daardoor is het in deze landen makkelijker om sociale hervormingen tot stand te brengen of succesvol grote bedrijven op te richten.

Daarentegen ziet Fukuyama landen als Frankrijk en Italië, maar ook Engeland in de periode na WO2, als typische  “low trust societies”. In deze landen mislukten hervormingen vaak door gebrek aan onderling vertrouwen, massale stakingen, etc. Ook is het in een “low trust society”moeilijker om op basis van eigen verdiensten te stijgen naar een hoger sociaal milieu, vanwege het bestaan van  clans. Fukuyama ziet hierin de verklaring, dat deze landen er minder goed in geslaagd zijn een hoog welvaartsniveau te bereiken dan de eerder genoemde landen.

In de periode dat ik in Suriname woonde en werkte (eind jaren negentig), is het mij opgevallen dat er veel projecten of zaken mislukken door gebrek aan onderling vertrouwen. Op het eerste gezicht is Suriname een open en tolerante maatschappij, waar verschillende etnische groepen goed met elkaar omgaan. Maar wie dieper kijkt, weet dat het nog ontbreekt aan onderling vertrouwen. Ook worden er vaak aan het begin van een project onvoldoende heldere afspraken gemaakt. Dat hoor ik ook vaak van Surinamers zelf. Bij het onderling zakendoen was een kreet die ik vaak hoorde “we doen fifty/fifty”, waarna men ging wachten of de tegenpartij zijn deel van de afspraken wel nakwam. De andere partij doet precies hetzelfde, waardoor het geheel  al snel vastloopt…

Het onderlinge  maatschappelijke vertrouwen is dus een belangrijke factor bij het opbouwen van een natie. Hoewel culturele factoren hierin bepalend zijn, denk ik niet dat we deze theorie statisch moeten opvatten. Zo kan een “low trust society” zich positief ontwikkelen naar een “high trust society” en andersom kan een land ook afglijden naar een lager niveau van vertrouwen.

China heeft een enorme ontwikkeling doorgemaakt van een traditionele “low trust society”, waarin familie clans bepalend waren, tot een maatschappij waarin al jarenlang stabiele economische groei wordt bereikt en succesvol grote bedrijven zijn gecreëerd.  Aan de andere kant heb je de U.S.A., die eerder een tegenovergestelde weg lijkt af te leggen. Ik heb al eerder opgemerkt dat Democraten en Republikeinen steeds onverzoenlijker tegenover elkaar komen te staan, waardoor noodzakelijke hervormingen bij de overheid uitblijven. De economische groei die in de V.S. nog wordt behaald, is steeds meer gebaseerd op het alsmaar verhogen van de staatsschuld en steeds minder op de kracht van een sterk en florerend bedrijfsleven.

De wil tot samenwerking, de bereidheid om tegenstellingen te overbruggen en om werkbare compromissen te sluiten in goed onderling vertrouwen, zijn dus belangrijke factoren bij de ontwikkeling van een natie.

Jan Gajentaan


Posted

in

by

Tags: