(Foto: BIC-Wanica)
‘Wij gaan door met het decentralisatieproces’. Dit zei Josephine Jozefzoon- Wachter vanmorgen vóór de indiening van de districtsbegrotingen door de districten aan de minister van Regionale Ontwikkeling(RO), Stanley Betterson.
Jozefzoon, onderdirecteur van de afdeling Districtsbestuur en Decentralisatie van RO, gaf aan dat zij gemerkt heeft dat er wat bezorgdheid in de samenleving is ontstaan over de voortgang van het decentralisatieproces, nadat de huidige fase van het decentralisatie programma (DLGP 2) in september 2014 afloopt.
“Maar deze bezorgdheid is onterecht, omdat het decentralisatieproces een proces is en niet afhankelijk is van een projectbureau”, laat het Burger Informatie Centrum(BIC) van Wanica optekenen.
Het programma moest sinds maart 2014 aflopen, maar het Projectbureau Decentralisatie kreeg toen de toestemming van de regering om de lopende projecten binnen het programma in de diverse districten af te ronden. Met de beschikbare middelen zal het decentralisatieproces gestaag voortgang vinden. “Het proces moet niet afhankelijk zijn van de middelen van de Inter Development Bank (IDB). Het is trouwens een lening en een lening moet terugbetaald worden. We kunnen niet blijven lenen. Zonder ontwikkelingshulp zijn wij verder gegaan en dat moet nu ook kunnen”, zei Jozefzoon verder.
De districtsadministrateurs moeten nu gaan bekijken welke middelen beschikbaar zijn om projecten uit te voeren. Bij deze gelegenheid riep de onderdirecteur ook de bevolking in de ressorten op om samen met het bestuur projecten uit te voeren en zich niet te focussen op financiering van de projecten of leningen. “Wij zullen bewijzen dat met eigen middelen het decentralisatieproces doorgaat”, besloot zij haar betoog.
De districtscommissaris van Wanica, Roliene Samsoedien, overhandigde de districtsbegroting van Wanica, officieel aan minister Betterson. Zij is tevens de voorzitter van de districtsraad. Zij sprak de hoop uit dat een groot deel van de projecten gerealiseerd wordt. De begrotingen van de andere districten werden door districtscommissarissen, districtsadministrateurs en ondervoorzitters van de districtsraden ingediend.