Tot zover bekend zijn er geen opvallende afwijkingen in de ontwikkelingen van kinderen die tijdens de zwangerschap blootgesteld zijn aan chemotherapie. Het huidig beschikbare wetenschappelijke onderzoek wijst erop dat kinderen zich normaal ontwikkelen. Een kind wiens moeder een kankerbehandeling onderging tijdens de zwangerschap, kan men niet onderscheiden van andere kinderen.

Wel bleek uit het onderzoek dat de kinderen meer last hebben van een vroeggeboorte dan van chemotherapie als ze nog in de baarmoeder zitten. Vroeggeboorte is gerelateerd aan de mentale ontwikkeling. Daarom is het advies om vroeggeboorte zoveel mogelijk te voorkomen.

Onderzoek toont aan dat de toediening van chemotherapie na de 12de zwangerschapsweek geen invloed had op de ontwikkeling van het kind tijdens de eerste jaren na de geboorte. Er werd geen enkel verschil opgemerkt op neurocognitief vlak (ontwikkeling van de intellectuele vermogens), noch wat betreft de groei, de algemene gezondheid, het gehoor, de hartfuncties en het gedrag. De enige keerzijde: in bijna 40 procent van de gevallen is het gewicht van de kinderen bij geboorte lager dan dat van andere baby’s.

Ook hebben de kinderen een grotere kans op opname op de neonatale intensive care. Ruim 40 procent van de pasgeborenen komt op die afdeling terecht. Bepaalde chemo’s beschadigen het dna van cellen en dat kan de ontwikkeling van de placenta beïnvloeden. De kinderen zitten na twee maanden echter op een normaal gewicht, en hebben dan ook een normale lengte en hoofdomtrek.

De overleving van de moeders is bovendien vergelijkbaar met die van patiënten met dezelfde kanker die op het moment van hun behandeling niet zwanger waren.

Dit bericht is afkomstig van GFC Nieuws. Bekijk het oorspronkelijke bericht hier.