De rechtbank Noord-Holland heeft een in Suriname geboren verdachte veroordeeld tot 38 maanden voor het smokkelen van meer dan 5 kilo cocaïne. De verdachte kwam op 23 augustus 2012 vanuit Suriname aan op de luchthaven Schiphol. Hij droeg onder meer een zwarte canvas sporttas, met daarop een Surinaamse vlag, bij zich. Bij een douanecontrole werden in de sporttas meerdere plastictasjes aangetroffen. In een gele plastictas werden meerdere in transparant huishoudfolie verpakte pakketten gezien. Na verwijdering van het huishoudfolie van een van de pakketten werd gezien dat er vis in de pakketten zat. In de vis werd een in zwart tape verpakte duwersbol aangetroffen. Nader onderzoek wijst uit dat zich in de pakketten vis cocaïne bevindt. Het totale nettogewicht van de inhoud van de pakketten was 5.187 gram.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij nadat het vliegtuig op de luchthaven Schiphol was geland en de passagiers reeds opstonden om het vliegtuig te verlaten door een medereiziger werd gevraagd of hij een van zijn sporttassen kon meedragen uit het vliegtuig, hetgeen de verdachte vervolgens heeft gedaan. Na het passeren van de paspoortcontrole is de verdachte naar zijn zeggen deze medereiziger uit het oog verloren en heeft hij vervolgens bij de douanecontrole de sporttas ter controle aangeboden. De verdachte ontkent dat hij tegen de douanebeambten heeft gezegd dat het zijn sporttas betreft.
De rechtbank is van oordeel dat, als al van de juistheid van het relaas van de verdachte moet worden uitgegaan, de verdachte op minst genomen voorwaardelijke opzet heeft gehad op de invoer van cocaïne in Nederland.
De verdachte heeft immers van een persoon die hij slechts zeer oppervlakkig kende een sporttas meegevoerd uit het vliegtuig en dat zonder de inhoud van de sporttas te controleren, terwijl die relatief onbekende persoon was verdwenen, aangeboden ter controle bij de douane.
Daar komt nog bij dat de verdachte bij het aannemen van de sporttas aan deze eigenaar heeft gevraagd of er geen cocaïne in de sporttas zat en genoegen nam met het ontkennende antwoord van de eigenaar. Door op bovenstaande wijze te handelen heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij cocaïne Nederland zou binnen brengen, hetgeen ook het geval bleek te zijn.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank merkt op dat de door de officier van justitie gevorderde duur van de straf in overeenstemming is met de straf die ten aanzien van de opzettelijke invoer van vergelijkbare hoeveelheden cocaïne pleegt te worden opgelegd. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden, met aftrek.